De wereldwijde crisis rond multiresistente tuberculose (MDR-TB) neemt alarmerende vormen aan. Dat blijkt uit gegevens die Artsen zonder Grenzen dinsdag 20 maart 2012 publiceert ter gelegenheid van Wereldtuberculosedag op 24 maart.
De hulporganisatie roept onder meer de Nederlandse regering op meer te doen in de strijd tegen tuberculose en de gevaarlijke varianten ervan.
‘In ons project in de regio Karakalpakstan van Uzbekistan had vorig jaar bijna tweederde van onze tuberculosepatiënten MDR-TB’, zegt directeur van Artsen zonder Grenzen Arjan Hehenkamp.
MDR-TB is niet gevoelig voor de gangbare tuberculosemedicijnen. De enige optie is een zeer dure en zeer ingrijpende kuur van anderhalf tot twee jaar met een cocktail van medicatie met ernstige bijwerkingen. Patiënten krijgen de multiresistente variant niet alleen als een behandeling tegen normale tuberculose niet goed wordt afgerond. De ziekte kan ook, net als normale tuberculose, van mens op mens overgedragen worden.
‘Niet alleen in Karakalpakstan ziet Artsen zonder Grenzen een toename in MDR-TB’, zegt Hehenkamp. ‘Overal waar we meer zijn gaan testen, bijvoorbeeld in onze projecten in India en Zuid-Afrika, zien we dat de multiresistente variant ongecontroleerd oprukt. Zonder daadkrachtige actie ontstaat in landen waar tuberculose nu al veel voorkomt een agressieve en bijna niet te bestrijden epidemie.’
Tegelijkertijd blijven de behandelmogelijkheden ver achter bij de ontwikkeling van de epidemie. ‘Wereldwijd heeft maar tien procent van de patiënten met multiresistente tuberculose toegang tot een behandeling’ zegt Hehenkamp.
Toch verlaagt de Nederlandse overheid al sinds 2009 de bijdragen aan het Global Fund. In 2008 was de bijdrage 80 miljoen. Die is inmiddels teruggebracht naar 55 miljoen in 2011. Dit fonds is het belangrijkste doorgeefluik voor subsidies aan nationale programma’s tegen hiv/aids, tuberculose en malaria.
‘Juist nu moeten internationale donoren en overheden, waaronder de Nederlandse regering, hun bijdragen aan tuberculosebestrijding op peil houden’, zegt Hehenkamp. ‘Er zal in de komende jaren veel geld nodig zijn, niet alleen om programma’s uit te breiden, maar ook voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en behandelopties.’