Met verplicht vrijwilligerswerk wil de overheid bijstandontvangers dichterbij de arbeidsmarkt brengen. Het tegenovergestelde wordt echter bereikt, omdat mensen zich op termijn hechten aan vrijwilligerswerk en het maatschappelijk belang boven hun persoonlijk belang gaan stellen. Dit concludeert Thomas Kampen in zijn promotieonderzoek.
Hoe is dat mogelijk?
Als het aan de overheid ligt, moet deelnemen aan vrijwilligersactiviteiten de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen en bijdragen aan het verantwoordelijk maken van bijstandsontvangers. Maar bijstandscliënten die vrijwilligerswerk doen, vinden zelden een betaalde baan. Hoe is dat mogelijk?
Kampen onderzocht wat het voor mensen in de bijstand betekent om – meer of minder – verplicht vrijwilligerswerk te doen. Dat deed hij in de Nederlandse context van de overgang van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Aan de hand van diepte-interviews met bijstandsontvangers in vijf gemeenten (Amsterdam, Eindhoven, Leeuwarden, Nijmegen en Zaanstad) keek Kampen hoe vrijwilligerswerk bijdraagt aan empowerment en employability. De vijf steden voeren sinds 2007 actief beleid om bijstandscliënten aan te zetten tot vrijwilligerswerk, variërend van verplichten met kans op sanctie bij weigering (Amsterdam) tot belonen met premie (Nijmegen).
Vrijwilligerswerk als vluchtheuvel
Het merendeel van de geïnterviewden gaf aan het verlies van een betaalde baan als persoonlijk falen te ervaren, waardoor ze zelf lage verwachtingen hadden van hun kansen om door vrijwilligerswerk een betaalde baan te krijgen. De nieuwe contacten en taken in het vrijwilligerswerk gaven hen hoop, maar die hoop nam vervolgens af door gebrek aan perspectief.
“Op het moment dat de bijstandscliënten klaar zijn voor een volgende stap, ontbreekt begeleiding en bemiddeling. Hierdoor slaan ze hun kamp op in de vrijwilligersfunctie en wordt het vrijwilligerswerk een vluchtheuvel om te ontsnappen aan de arbeidsmarkt”, licht Kampen toe. “Het is zelfs zo dat de positieve aspecten van het vrijwilligerswerk de afstand tot de arbeidsmarkt vergroten. Dat komt doordat de bijstandsontvangers vaak meer zin of betekenis toekennen aan hun vrijwilligerswerk dan aan betaald werk. Daarbij koesteren ze de ontspannen sfeer die naar hun idee in een betaalde baan vaak ontbreekt, en identificeren ze zich steeds meer met hun status van vrijwilliger.” Omdat bijstandscliënten zich hechten aan het maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk, is erkenning van hun persoonlijk belang een voorwaarde om tot betaald werk te komen.
Geschonden levensverhaal
Een tweede voorwaarde is erkenning van iemands geschonden levensverhaal. Uit de verhalen die Kampen optekende, blijkt dat bijstandsontvangers lijden onder gevoelens van minderwaardigheid, vernedering en paternalistisch gedrag. Het vrijwilligerswerk draagt op verschillende manieren bij aan hun empowerment.
“Het doorbreekt de inactiviteit die hun minderwaardig deed voelen en hun zelfvertrouwen ondermijnde”, aldus Kampen. “Bijstandsontvangers hechten aan het herstel van hun geschonden levensverhaal. Ze beschouwen hun vrijwilligerswerk onder meer als gelegenheid om terug te betalen voor in het verleden ontvangen hulp. Dit staat ver af van de toekomstgerichtheid van de activerende verzorgingsstaat met haar nadruk op social investment en beleid waarin de ontwikkeling van verantwoordelijkheidsgevoel, vaardigheden en zelfvertrouwen centraal staat.”
Thomas Kampen promoveert vrijdag 12 december 2014 aan de Universiteit van Amsterdam op zijn proefschrift ‘Verplicht vrijwilligerswerk. De ervaringen van bijstandscliënten met een tegenprestatie voor hun uitkering‘. Promotor is prof. dr. E.H. Tonkens. Copromotor is prof. dr. W.G.J. Duyvendak.