Verdriet en lichamelijke klachten doen meisjes meer huilen

Meisjes in de basisschoolleeftijd van 9 tot 13 jaar huilen vaker dan jongens. Dit komt gedeeltelijk doordat meisjes vaker verdrietig zijn (gevoelens vaker internaliseren) en zij vaker lichamelijke klachten zoals moeheid en hoofdpijn ervaren.

Daarnaast zijn meisjes meer geneigd tot huilen (ze zien meer situaties als reden om te huilen), wat samenhangt met hun ervaring dat huilen tot meer emotionele ontlading leidt. Dit blijkt uit onderzoek van dr. Francine Jellesma van de Universiteit van Amsterdam en prof. dr. Ad Vingerhoets van de Universiteit van Tilburg. De onderzoeksresultaten zijn onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Sex Roles.

Het onderzoek is afgenomen bij 186 kinderen in de bovenbouw van vier basisscholen in Amsterdam, IJmuiden en Mijdrecht. De onderzoekers pasten een bestaand instrument voor volwassenen, de Adult Crying Inventory, aan voor de leeftijdsgroep. Daarnaast werden bestaande vragenlijsten voor kinderen afgenomen. De kinderen werd gevraagd naar ‘huilfrequentie’ (hoe vaak ze de laatste vier weken gehuild hadden), ‘huilneiging’ (waarom ze hebben gehuild), lichamelijke en emotionele opluchting (of ze zich beter voelden na gehuild te hebben), het zoeken naar steun (of ze aan anderen verteld hebben hoe ze zich voelen over een probleem), het internaliseren van gevoelens (in welke mate ze zich verdrietig en angstig voelen), en lichamelijke klachten (bijvoorbeeld moeheid, hoofdpijn).

De onderzoekers vonden een positieve relatie tussen verdrietig zijn, lichamelijke klachten en het zoeken naar steun enerzijds, en ‘huilfrequentie’ en ‘huilneiging’ anderzijds. Lichamelijke opluchting bleek echter niet van invloed op huilen, en emotionele opluchting was uitsluitend van invloed op de neiging tot huilen en niet op de frequentie.

Sociaal-emotionele factoren
Jellesma en Vingerhoets maken met hun onderzoek aannemelijk dat juist sociale factoren, zoals de reacties van anderen op het huilen en de rolmodellen in hun directe omgeving, een belangrijke rol spelen in het ontstaan van het sekseverschil, veel meer dan dat het een puur biologisch (bijvoorbeeld hormonaal) effect is. Eerder werd verondersteld dat het sekseverschil in huilen pas in de puberteit zou ontstaan als gevolg van hormonale veranderingen.

Er is veel onderzoek gedaan naar huilen bij baby’s en bij volwassenen. Huilen in de kindertijd – op basisschoolleeftijd – heeft echter veel minder wetenschappelijke aandacht gehad. De bevindingen van Jellesma en Vingerhoets geven aan dat de kindertijd zeker ook een interessante periode is om naar te kijken. De onderzoekers vonden het sekseverschil al in groep 6, wat er voor pleit meer aandacht te besteden aan sociaal-emotionele factoren naast de biologische verschillen. In vervolgonderzoek gaan Jellesma en Vingerhoets zich richten op huilen bij kleuters.

Plaats een reactie