De toetscultuur in het basisonderwijs verdringt de kernvraag: waartoe leiden wij op? Dat stelt dr. Monique Leygraaf, lector Diversiteit & Kritisch burgerschap aan de Hogeschool iPabo.
Fotocredits: Elizabeth Albert (cc)
Tot en met groep 8 buigt een kind zich maar liefst over 72 CITO toetsen. Leerkrachten voelen zich vaak afgerekend op de scores van hun leerlingen. Leygraaf: “Waar is de tijd en ruimte het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling tot kritisch burger?”
Dinsdag 7 januari 2014 spreekt Leygraaf als afscheidnemend lector haar rede uit: Voor wie durft… Kritisch burgerschapsonderwijs als bijdrage aan Social Justice. “Uiteindelijk dient onderwijs bij te dragen aan het afnemen van onrechtvaardigheid en het versterken van rechtvaardigheid in het dagelijks leven van mensen. Met daarin ruimte voor minderheidsstandpunten”.
Wereld groter dan eigen leefomgeving
Maar hoe doet een leerkracht dit dan? Juist het antwoord op die vraag wil Leygraaf bij de professional zelf neerleggen. Het bewustzijn dat kennis en wijsheid niet alleen zit in het meten van opbrengsten, is een vrije ruimte die de leerkracht invult. “Daar is moed voor nodig. Het gaat om het leren en onderwijzen de ander te zien als iemand die zijn eigen redenen heeft om te denken wat hij denkt. En het besef dat de wereld groter is dan de eigen leefomgeving. Verbeelding en inlevingsvermogen helpen daarbij”.
Uit Leygraafs onderzoek bijvoorbeeld rond De Schoolschrijver – een initiatief waarbij een kinderboekenschrijver voor langere tijd verbonden wordt aan een basisschool – blijkt dat leerkrachten zo in beslag worden genomen door de technische aspecten van het lezen dat ze nauwelijks toekomen aan de beleving van verhalen en de fantasie van kinderen.
Het start bij de lerarenopleiding
Om kritisch burgerschapsonderwijs een meer prominente plek te geven moet, volgens de lector, de lerarenopleiding het goede voorbeeld geven. Echter, binnen de lerarenopleidingen geldt ook de heersende toetstendens. Om bij studenten van de Hogeschool iPabo het bewustzijn te vergroten is in 2012-2013 een project opgezet waarin de trans-Atlantische slavernij en de rol van Nederland ter discussie werden gesteld. Hierbij zijn perspectieven betrokken van verschillende mensen – zowel slavenhouders als slaven -, bronnen en perioden in de tijd.
De vraag luidde: In hoeverre zijn wij verantwoordelijk voor onrecht dat onze voorvaderen hebben aangedaan aan anderen? Het debat maakte de complexiteit zichtbaar die ontstaat wanneer kritisch gekeken wordt naar geconstrueerde kennis.
Volgens Leygraaf horen dit soort discussies op de lerarenopleidingen gevoerd te worden. “Deelname aan zo’n publieke dialoog moet geleerd worden. Het onderwijs is een belangrijke plek om dit te oefenen. Laten we leerlingen en studenten begeleiden in hun ontwikkeling tot kritisch burger die in samenspraak met anderen verantwoordelijkheid neemt voor zijn denken en doen”.
Toetscultuur in het basisonderwijs verdringt de kernvraag – http://t.co/SfHU1AaYZj
— Gezondheidskrant (@Gezondheidskrnt) 2 januari 2014