De cosmetische geneeskunde is een vakgebied dat sterk in ontwikkeling is en waar de kwaliteit nog onvoldoende gewaarborgd is.
Fotocredits: Melissa Wiese (cc)
De spoedcursus voor tandartsen zoals beschreven wordt in het artikel ‘Beugels en Botox’ van 25 januari 2014 in het Volkskrant magazine is daar een sprekend voorbeeld van.
De Nederlandse Vereniging voor Cosmetische Geneeskunde (NVCG) distantieert zich nadrukkelijk van dergelijke initiatieven en zet zich in voor verdere professionalisering van de beroepsgroep van cosmetisch artsen.
Dr. Catharina Meijer, vice-voorzitter van de NVCG: “Tandartsen zijn conform de Nederlandse wet niet bevoegd om buiten hun eigen behandelgebied (de mond) te injecteren. Een uitzondering daarop is de botulinetoxine behandeling tegen knarsetanden. Cosmetisch artsen zijn gespecialiseerd in medisch cosmetische behandelingen met een laag risico, waaronder injectable behandelingen en laserbehandelingen. Een stoomcursus van enkele dagen is ook voor artsen een illusie. Dit zou de kwaliteit van injectable behandelingen ernstig in gevaar brengen. Momenteel wordt een twee-jarig opleidingsprogramma (fulltime) voor artsen ontwikkeld om zich te specialiseren in de cosmetische geneeskunde. Minister Schipper van VWS steunt deze ontwikkeling in het kader van de aanscherping van de richtlijnen in de cosmetische sector.”
Bezuinigingen in de zorgsector leiden tot inkomensverlies bij medisch specialisten, die daardoor soms op zoek gaan naar een extra inkomstenbron. Naast tandartsen zien we daardoor steeds vaker ook medisch specialisten die af en toe een dag injectable behandelingen aanbieden. Ook dat is een bedreiging van de kwaliteit van de cosmetische sector.
Cosmetische geneeskunde is een vak, een specialisme, en kan er niet zomaar even ‘bij’ gedaan worden. Artsen zullen zich hierin moeten bekwamen en laten (om)scholen om de patiënt de kwaliteit en veiligheid te bieden, die noodzakelijk is.
"Tandartsen zijn niet bevoegd voor injectable behandelingen" – http://t.co/Nunv9i0Vsc – #NVCG
— Gezondheidskrant (@Gezondheidskrnt) 1 februari 2014