Stel, in een spoedpost zijn een huisartsenpost en een Spoedeisende hulpafdeling van een ziekenhuis opgegaan. De gezamenlijke organisatie ontvangt een standby tarief per inwoner uit het verzorgingsgebied. De spoedpost ontvangt dat bedrag ongeacht het aantal patiënten dat zij ontvangt.
Daarnaast ontvangt de organisatie van elke patiënt een eigen bijdrage van twintig euro. Dat kan zonder gevaar voor de volksgezondheid zo blijkt uit twee studies: patiënten met spoedklachten laten zich niet weerhouden door zo’n bedrag om naar de spoedpost te gaan.
De bevolking waarvoor de spoedpost werkt, heeft via brochures, cursussen, patiëntenverenigingen en massamedia scholing ontvangen rond de vraag bij welke lichamelijke of psychische symptomen wel of geen spoed in het geding is.
Huisartsen hebben in de ochtendspreekuren meer ruimte om spoedpatiënten te behandelen. De spoedpost kan ’s avonds al een afspraak regelen via het internet met de eigen huisarts op de volgende ochtend. Indien al deze systeemwijzigingen zouden plaatsvinden, zou de vraag naar spoedzorg een aantal jaren dalen.
Al deze kennis deed ik een aantal jaren geleden op tijdens een studiereis naar Nieuw-Zeeland. Al deze kennis kwam weer boven, toen ik op zaterdag 5 mei 2012 de uitstekende reportage in Medisch Contact las over de spoedpost van het Kennemer Gasthuis te Haarlem. Die post functioneert thans tien jaar, verhoogde de kwaliteit van de spoedzorg en leidde tot kostenverlaging.
Alleen lukt het niet om in al die jaren een gepaste bekostiging te regelen. Zorgverzekeraars, koepelorganisaties, adviesorganen en ministerie komen er niet uit. Net als andere spoedposten staat die in het Kennemerland daarom onder druk. Of die nog bestaat over anderhalf jaar, is de vraag.
Auteur: Prof. dr. A.J.P. (Guus) Schrijvers
Professor Schrijvers bekleedt de leerstoel Algemene Gezondheidszorg bij het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht.