Het is een bekend verschijnsel: de samenleving die uitroept ‘Hoe heeft dit zo kunnen gebeuren?’ en de branche die denkt ‘Tja, met welke van de vele redenen zullen we eens beginnen?!’. Terwijl ik dit schrijf, horen we veelvuldig deze uitroepen over kindermishandeling en jeugdzorg. In Moerdijk liggen velen voorlopig ook nog wakker van deze vragen. Elke branche krijgt in dat opzicht haar deel.
In december schrok het land op door de misbruikzaak in Amsterdamse kindercentra. En iedereen vroeg zich af hoe dat heeft kunnen gebeuren. Terwijl direct betrokkenen verbijsterd probeerden grip op de situatie te krijgen, keek men in de branche elkaar aan. Welke reden is werkelijk causaal? Toegeven dat er zaken in jouw branche verkeerd gaan, heeft altijd iets van collectief falen. De overtuiging dat dit honderd procent zeker niet op jouw locatie kan gebeuren lijkt al snel wishful thinking. En binnen de kwaliteitsdriehoek van ondernemer, toezichthouder en handhaver gaat overal wel eens iets mis. Zo bekeken is elke partij min of meer potentieel ‘schuldig’.
Toch is het zinvol om als branche bij rampspoed even pas op de plaats te maken voor een gezamenlijk moment van zelfreflectie. Niet op zoek naar schuld, maar vanuit de positieve vraagstelling ‘Wat had er wél moeten gebeuren?’. Dat antwoord geeft immers een oplossingsrichting.
De Wet kinderopvang stelt dat ‘het bieden van emotionele veiligheid’ het belangrijkste pedagogisch basisdoel is voor kinderopvang. Een kind moet zich vertrouwd voelen bij groepsleiders en groepsgenootjes. Vertrouwen is een absolute voorwaarde voor een goede en gezonde ontwikkeling. Ondernemers en ouders zouden zich veel meer bewust moeten zijn van hun plicht om aan te sturen op een vertrouwde omgeving. Men denkt elkaar een dienst te bewijzen door een omgeving te creëren die in hoge mate het tegendeel is. Parttime kinderen spelen met parttime groepsgenootjes bij parttime medewerkers en invalkrachten. Die voortdurende wisseling van kinderen, leiding en ouders is riskant:
1. Gebrek aan vertrouwdheid is een rem op de ontwikkeling van kinderen.
2. Het duurt langer voordat afwijkende situaties opvallen en er is minder zicht op het ontstaan van ongewenste patronen.
Dus managers in de kinderopvang: plaats stabiliteit weer hoog in het vaandel! En sla twee vliegen in één klap. Wat er wél moet gebeuren is:
– Stel ervaren en pedagogisch geschoolde (hbo/+) fulltime locatiehoofden aan die dagelijks in alle groepen komen.
– Plaats groepsleiding en kinderen zo veel mogelijk in vaste groepen.
– Spreek ouders in het plaatsingsbeleid aan op hun sturingsplicht door de keuze van hun werkdagen.
Ik durf de stelling aan dat een stabiel groepsbeeld een belangrijke buffer is tegen ongewenste situaties!
Josette Hoex
Josette Hoex is werkzaam bij het Nederlands Jeugdinstituut als deskundige op het gebied van pedagogische beleidsontwikkeling in de kinderopvang. Haar publicaties zijn gericht op de kinderopvang, het peuterspeelzaalwerk en tienercentra. Zij heeft op dit gebied trainingen verzorgd en advieswerk gedaan.