Studenten die een mastergraad willen halen kunnen straks gebruik maken van een sociaal leenstelsel. Dit stelsel van goedkope leningen komt in de plaats van de basisbeurs in de masterfase.
Masterstudenten met minder draagkrachtige ouders kunnen tijdens de nominale studieduur aanspraak blijven maken op de aanvullende beurs.
Dat staat in de beleidsnotitie ‘Studeren is investeren’ die staatssecretaris Zijlstra (OCW) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. In een tijd van bezuinigingen is het huidige stelsel van studiefinanciering niet langer houdbaar, zeker niet als het kabinet ook wil investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Daarom vraagt het kabinet een extra bijdrage van masterstudenten.
Studeren is een investering in jezelf: gemiddeld levert ieder jaar hoger onderwijs 6 tot 8 procent profijt op. Het is om die reden verantwoord om studenten te laten lenen. Temeer omdat de terugbetaaltermijn wordt verlengd van 15 naar 20 jaar, waardoor het maandelijks terug te betalen bedrag lager wordt. De twee aflossingsvrije startjaren en de vijf jokerjaren (die een student op een zelfgekozen tijdstip kan inzetten) blijven van kracht.
Om het stelsel eenvoudiger te maken, verdwijnt een aantal uitzonderingen die relatief arbeidsintensief zijn. Een inkomensachteruitgang bij ouders zal eerder leiden tot een hogere aanvullende beurs en studenten die te laat zijn met het aanvragen of wijzigen van studiefinanciering, kunnen dit gedurende het studiejaar alsnog doen. De regeling voor studenten met weigerachtige of onvindbare ouders vervalt, evenals de partnertoeslag. Studenten die nu gebruik maken van deze voorzieningen kunnen straks lenen of een beroep doen op de sociale zekerheid. Verder gaan studenten die meer dan een jaar vertraging oplopen zelf hun reiskosten betalen, tegen de normale tarieven.
Het is de bedoeling dat de wijzigingen op 1 augustus 2012 in werking treden.