Risicoleerlingen, zoals leerlingen met een lage sociaaleconomische status en kinderen met leerproblemen profiteren meer dan andere kinderen van een goede relatie met hun docent. Leerkrachten blijken echter minder vriendelijk en ondersteunend te zijn voor storende kinderen, terwijl deze kinderen zelf niet minder vriendelijk zijn voor de leerkracht.
Daarnaast stellen leerkrachten zich dominanter op bij teruggetrokken kinderen, waardoor deze kinderen steeds passiever worden. Dit concludeert NWO-onderzoeker Debora Roorda, die op 4 september 2012 aan de Universiteit van Amsterdam promoveert.
Roorda deed onder meer literatuuronderzoek naar het verband tussen de persoonlijke relatie tussen docent en kind en de betrokkenheid bij school en de schoolprestaties van het kind. Zij constateert dat leerlingen meer betrokken zijn en beter presteren als ze een goede relatie met hun docent hebben, vooral naarmate de leerlingen ouder zijn. Een persoonlijke relatie met de leerkracht is vooral belangrijk voor leerlingen met een lage sociaaleconomische status, leerlingen met leerproblemen en voor jongens. Volgens Roorda kunnen leerkrachten daar extra op inzetten: ‘Leerkrachten zouden bijvoorbeeld kunnen laten merken dat ze in de kinderen geïnteresseerd zijn en om hen geven. Daarnaast is het belangrijk dat leerkrachten ruimte laten voor de eigen inbreng van kinderen.’.
Negatieve relaties extra schadelijk op basisschool
Het verband tussen positieve, warme relaties en meer betrokkenheid en betere schoolprestaties is groter in het voortgezet onderwijs dan in het basisonderwijs. Voor kinderen op de basisschool geldt dat juist een negatieve, conflictvolle relatie tussen leerkracht en kind een sterker (negatief) effect heeft op de betrokkenheid en schoolprestaties. ‘De negatieve gevolgen van een slechte relatie in het basisonderwijs maken het des te belangrijker om vroeg in te grijpen als het tussen een docent en leerling niet lekker gaat,’ stelt Roorda.
Relatie met ‘storende’ en ‘teruggetrokken’ kinderen lastig voor leerkrachten
Om meer zicht te krijgen op de feitelijke interactie tussen leerkrachten en jonge kinderen en de mogelijkheden om de relaties tussen hen te veranderen, deed Roorda ook empirisch onderzoek met verschillende groepen kleuters en hun leerkrachten. Roorda: ‘Opmerkelijk is dat leerkrachten minder vriendelijk en ondersteunend zijn voor storende kinderen, terwijl deze kinderen zelf niet minder vriendelijk zijn voor de leerkracht. Ook gedragen leerkrachten zich dominanter ten opzichte van teruggetrokken kinderen, waardoor deze kinderen steeds passiever worden. Daarnaast reageren kinderen ook minder vriendelijk als leerkrachten dominanter zijn.’
Interpersoonlijke vaardigheidstraining helpt
De leerkrachten kregen een interpersoonlijke vaardigheidstraining waarmee zij de relaties met teruggetrokken kinderen konden verbeteren. ‘De training had geen effect op de kinderen, maar wel op de leerkrachten,’ aldus Roorda. ‘We constateerden dat leerkrachten na de training minder dominant werden. Dan ontstaat er meer ruimte voor eigen inbreng van het kind.’
Achtergrondinformatie
Het promotieonderzoek ‘Leerkracht-kindrelaties en interactieprocessen: effecten op het leergedrag van leerlingen en wederkerige invloeden tussen leerkracht en kind’ is gefinancierd door de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek, een onderdeel van NWO, en is uitgevoerd aan de Universiteit van Amsterdam.