Rijke mensen zijn gezonder dan arme mensen, net als hoog opgeleiden en werkenden. Maar bij het meten van deze ongelijkheden kunnen ongemerkt veel verschillende meetfoutenoptreden. In zijn proefschrift ‘Empirical Studies in the Measurement of Socio-economic Inequality in Health’ deed Steef Baeten studies naar hoe deze meetfouten voorkomen kunnen worden en presenteert hij nieuwe feiten.
Uit de eerste studie blijkt dat niet alleen gezondheid, maar ook overlevingskansen verschillen tussen arm en rijk. Deze worden nu vaak afzonderlijk geëvalueerd, maar in deze studie gecombineerd. De slechtere overlevingskansen van armere mensen hebben overigens slechts een klein effect op de grootte van de gezondheidsverschillentussen arm en rijk.
De tweede en derde studie zijn gedaan in China. Daaruit blijkt dat de opleiding van een moeder gelinkt kan worden aan de kansen op overgewicht van haar kinderen op latere leeftijd en dat hierbij de eigen opleiding van de kinderen op latere leeftijd een intermediërende rol speelt. Uit de tweede Chinese studie blijkt dat de grote toename van gezondheidsverschillen gezocht moet worden in een langzamere inkomensgroei van ongezonde mensen.
Iedereen verstaat iets anders onder gezond zijn. Hierdoor is zelf gerapporteerde gezondheid erg subjectief. Dit heeft grote gevolgen bij het meten van gezondheidsongelijkheid. Voor het corrigeren van deze subjectiviteit gebruiken eerdere studies complexe methoden. Uit de vierde studie blijkt dat een verfijning daarvan mogelijk is. Bij de toepassing hiervan wordt duidelijk dat de gezondheidsongelijkheden tussen rijke en arme landen tot op heden mogelijk zijn onderschat.
Tenslotte toont de vijfde en laatste studie aan dat ongelijkheidsonderzoek zo opgezet kan worden dat de resultaten eenvoudig bruikbaar zijn bij het zorgbeleid. Hierbij is het wel van belang in het achterhoofd te houden dat verschillende methoden tot verschillende resultaten kunnen leiden.
Met dit onderzoek is er nieuw bewijs geleverd voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen in verschillende gebieden. De resultaten bevestigen veelal de betere gezondheid voor rijken en hoogopgeleiden. Zolang de juiste technieken en data gehanteerd worden zijn veel van de meetproblemen waarmee onderzoekers geconfronteerd worden oplosbaar.
Promotie Drs. S.A. Baeten; Titel proefschrift: Empirical Studies in the Measurement of Socio-economic Inequality in Health; Promotoren: Prof.dr. E.K.A. van Doorslaer; Co-promotors: Dr. T.G.M. van Ourti; Datum: 24 mei 2013.
Rijke mensen zijn gezonder dan arme mensen – goo.gl/4QZ4l – @erasmusnieuws, #gezondheid
— Gezondheidskrant (@Gezondheidskrnt) 14 mei 2013
laat zien dat met name gebieden in de pariëtale cortex en frontale cortex een rol spelen bij intelligentie. Het betrof hier vooral studies naar algemene intelligentie; de factor G. Deze gebieden spelen een rol bij aandacht , geheugen en taalprocessen . De onderzoekers vermoeden dat niet alleen de gebieden zélf van belang zijn, maar ook de integratie binnen het frontaal-pariëtale netwerk. Vooral de snelheid van informatieoverdracht via de onderlinge verbindingen, de z.g. witte stof zou daarbij een sleutelrol kunnen spelen. Dit laatste idee wordt bevestigd door recente hersenstudies waaruit blijkt dat bij intelligente personen sprake is van meer efficiënte verbindingen tussen verschillende hersengebieden. Deze verbindingen worden gevormd door bundels van zenuwvezels die lopen tussen delen van hersenen. Interessant is dat deze relatie is aangetoond als de hersenen in een rusttoestand verkeren. http://dieta.to/