Prof. Patricia van Oppen is benoemd tot hoogleraar psychotherapie in de psychiatrie. Met haar leerstoel levert zij een bijdrage aan de kennis over (kosten)effectiviteit van psychotherapie voor de meest voorkomende psychische stoornissen. Op vrijdag 20 maart 2015 houdt zij haar inaugurele rede ‘Wat psychotherapeuten kunnen leren van honkbal, hockey en Van Gaal’ op de Vrije Universiteit.
Psychotherapie
Goed toegepaste psychotherapie helpt in veel gevallen voor het verminderen van psychische klachten en problemen. Uit onderzoek blijkt dat verschillende psychotherapeutische behandelingen voor diverse psychische problemen effectief zijn. Zoals bijvoorbeeld blijkt voor de behandeling van angst, depressie, psychose en de posttraumatische stressstoornis.
Maar krijgen patiënten in Nederland deze effectieve behandelingen wel altijd? Te weinig, vindt prof. dr. Patricia van Oppen. Psychotherapeuten varen nog te veel op hun eigen voorkeuren en klinische intuïtie en gebruiken vooral de hen bekende en vertrouwde methodes. Ze laten zich te weinig leiden door resultaten uit wetenschappelijk onderzoek. Uit onderzoek blijkt dat therapeuten helaas niet kunnen voorspellen welke mensen wel en welke mensen niet opknappen van de behandeling.
Net als Louis van Gaal
Om dit te verbeteren moet men in Nederland beter opleiden. Tijdens de opleiding van psychotherapeuten moet het leren van effectief gebleken psychotherapeutische behandelingen centraal staan. Wetenschappelijk onderbouwing en statistiek is hierbij het sleutelbegrip. Net zoals dit steeds vaker het geval is bij de trainingen binnen de honkbal- en hockeywereld. Een therapeut moet leren om – soms geheel tegen de eigen intuïtie in – beslissingen te nemen. Net zoals Louis van Gaal dit als trainer deed met zijn de cruciale keeperswissel tijdens het WK in 2014.
Binnen de wetenschappelijke wereld is het van belang dat er meer waardering komt voor de implementatie van effectief gebleken behandelingen in de praktijk. Hierbij is het zinvol vaker gebruik te maken van anekdotische vertellingen, aangezien dit de klinische praktijk meer beïnvloedt dan de gebruikelijke wetenschappelijk artikelen of rapporten waarmee onderzoekers doorgaans communiceren.