Voor 2011 hebben de provincies 1,1 miljard euro voor de jeugdhulpverlening begroot. Dat is 11 procent van hun budget. De jeugdhulpverlening is daarmee een van de hoofdtaken van de provincies.
Groeiende vraag
In 2005 kregen de provincies de regie over de jeugdzorg. De vraag naar jeugdhulpverlening nam sindsdien snel toe, van bijna 60 duizend aanmeldingen bij het Bureau Jeugdzorg in 2005 naar ruim 100 duizend in 2009. Deze toename was enerzijds een gevolg van een stijging van het aantal jongeren met problemen, maar anderzijds ook een reactie op incidenten. Ouders, scholen en zorginstellingen zijn problemen eerder gaan signaleren. Omdat de Bureaus Jeugdzorg en de aanbieders van jeugdhulpverlening de stroom aanmeldingen niet aankonden, liepen de wachtlijsten snel op.
Financiering onder druk
Met de groei van de vraag en de tegelijkertijd nagestreefde professionalisering kwam de financiering van de jeugdhulpverlening onder druk te staan. Tussen 2005 en 2011 stegen de begrote uitgaven van de provincies met 50 procent, van 0,7 miljard euro tot 1,1 miljard euro. De begrote bijdrage van de rijksoverheid aan de provincies nam in diezelfde periode maar met 44 procent toe. In de begroting voor 2011 zijn de lasten 87 miljoen euro hoger dan de baten.
Eigen middelen
De provincies hebben eigen middelen aangesproken om de wachtlijsten weg te werken. In de begroting van 2010 kwam bijna 10 procent van de provinciale uitgaven aan jeugdhulpverlening uit de eigen middelen. Voor 2011 zakt dit naar 8 procent.
Auteur: Jurriën de Jong