Ouderen boven de 75 jaar hebben 50 procent minder kans op een depressie of angststoornis wanneer ze bij lichte klachten deelnemen aan een preventieprogramma. Dat blijkt uit onderzoek van Nelleke van ’t Veer-Tazelaar bij VU medisch centrum en GGZ inGeest. Het preventieprogramma bestaat uit het stapsgewijs aanbieden van informatie en een zelfhulpcursus, gesprekken met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gericht op het aanleren van probleem-oplos vaardigheden, of het bespreken van medicatie. Van ’t Veer-Tazelaar promoveert op 17 februari.
Nelleke van ’t Veer-Tazelaar benaderde voor haar onderzoek 170 ouderen met lichte somberheids- of angstklachten. De aanwezigheid van milde klachten betekenen een verhoogd risico op het ontwikkelen van een volwaardige depressie of angststoornis. De helft van de deelnemers volgde een preventieprogramma met een stapsgewijs aanbod: informatie en een zelfhulpcursus, gesprekken met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gericht op het aanleren van vaardigheden om problemen op te lossen, of het bespreken van medicatie. Na een jaar bleek voor deze ouderen de kans om een volwaardige depressie of angststoornis te ontwikkelen twee keer zo klein in vergelijking met ouderen die het programma niet hadden gevolgd. De stapsgewijze zorg benadering werkte beter dan gangbare huisartsenzorg.
Omdat depressie en angst in de dagelijkse praktijk vaak voorkomen, is deze conclusie van groot belang. Ongeveer een derde van de oudere patiënten in de huisartsenpraktijk heeft last van (een van) deze ziektebeelden. Huidige behandelmethoden zijn echter onvoldoende effectief.
Nelleke van’t Veer-Tazelaar presenteert hier een van de eerste studies naar de preventie van depressie en angst bij ouderen. Zij laat zien dat een preventieprogramma (kosten)effectief en succesvol kan worden ingezet. De effecten lijken bovendien ook op langere termijn stand te houden.