Pinda-allergie komt veel minder voor dan op basis van eerder onderzoek werd geschat. Dat blijkt uit een grootschalige studie met gegevens van bijna drie miljoen Engelse patiënten afkomstig van ruim vierhonderd huisartspraktijken in Engeland.
UM-onderzoeker Daniel Kotz is eerste auteur van het artikel over deze studie in het Journal of Allergy and Clinical Immunology. Kotz heeft tevens een aanstelling bij de University of Edinburgh, waar hij dit onderzoek samen met zijn collega’s Colin Simpson en Aziz Sheikh uitvoerde.
Pinda-allergie is één van de ernstigste voedselallergieën. Blootstelling aan zeer kleine hoeveelhedenkan al leiden tot levensbedreigende anafylactische shock. Tot op heden werd geschat dat pinda-allergie voorkomt bij 10 per 1.000 jongeren onder de 20 jaar. Deze schattingen waren gebaseerd op onderzoeken in kleine steekproeven van de populatie. Nu is voor het eerst gekeken naar diagnostische gegevens van huisartsen op nationaal niveau, door gebruik te maken van de QRESEARCH database. Deze database bevat gegevens van 2.958.366 patiënten, geregistreerd bij 422 huisartspraktijken.
Volgens deze database werd in de periode 2001-2005 bij 1,6 per 1.000 jongeren pinda-allergie vastgesteld. Hoewel het dus minder vaak voorkomt dan eerder gedacht, zijn er nog steeds zo’n 25.000 mensen in Engeland die op een bepaald moment in hun leven met deze diagnose worden geconfronteerd. De allergie openbaarde zich in de meeste gevallen voor de 20-jarige leeftijd. Net als andere allergieën komt pinda-allergie vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Daarnaast blijkt de sociaal-economische status invloed te hebben: hoe welvarender, des te vaker het voorkomt.
Volgens Daniel Kotz zijn deze gegevens ook indicatief voor het voorkomen van pinda-allergie in andere Nederland, omdat de bevolking en de eerstelijns gezondheidszorg vergelijkbaar zijn.