Betere opsporing baarmoederhalskanker door HPV-test

Jaarlijks worden in het kader van het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker bijna 900.000 uitstrijkjes gemaakt om baarmoederhalskanker en voorstadia daarvan op te sporen. Baarmoederhalskanker is een late complicatie van een seksueel overdraagbare infectie met het humaan papilloma virus (HPV).

Van dit virus zijn meer dan 70 typen bekend; 15 typen hiervan kunnen baarmoederhalskanker veroorzaken: de zogenoemde hoog-risico of oncogene HPV-typen. Om deze typen te ontdekken, zijn momenteel zeer betrouwbare testen beschikbaar.

De afdelingen pathologie en gynaecologie van de Vrije Universiteit en het VU medisch centrum in Amsterdam hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen de aanwezigheid van hoog-risico HPV-typen in het uitstrijkje en het ontstaan van het belangrijkste voorstadium van baarmoederhalskanker (CIN III). Daarvoor zijn 353 vrouwen met abnormale cellen in hun uitstrijkje gedurende gemiddeld 33 maanden gevolgd door middel van 3-maandelijks uitgebreid gynaecologisch onderzoek met cytologie en HPV-testen.

Het onderzoek toont aan dat zonder de continue aanwezigheid van een hoog risico type HPV in het baarmoedermondslijmvlies geen progressie optreedt van baarmoederhalsafwijkingen naar CIN III. Ook wordt aangetoond dat een tweede HPV-test na 6 maanden veel beter is in het voorspellen van de aan- of afwezigheid van CIN III dan het klassieke uitstrijkje.

De onderzoekers, prof.dr. C.J.L.M. Meijer, prof.dr. J.M.M. Walboomers en prof.dr. Th. Helmerhorst, raden dan ook aan om naast het klassieke uitstrijkje ook een test op hoog risico HPV uit te voeren.

Bovenstaande resultaten zijn gepubliceerd in The Lancet van zaterdag 3 juli jl. (1999; 354:20-25). Het onderzoek werd gefinancierd door het Praeventiefonds/ZON.

De onderzoekers verwachten dat toevoeging van een HPV-test aan het bekende uitstrijkje de efficiëntie van het bevolkingsonderzoek verbetert: nu is het zo dat alle vrouwen met een afwijkend uitstrijkje naar de gynaecoloog worden doorverwezen; in de toekomst zullen alleen vrouwen met een afwijkend uitstrijkje én een positieve hoog-risico HPV-test naar de gynaecoloog worden doorverwezen. Door deze betere voorselectie hoeven minder vrouwen naar de gynaecoloog.

Bovendien zouden vrouwen met een normaal uitstrijkje waarin geen hoog-risico HPV aanwezig is, minder vaak gescreend hoeven te worden: in plaats van de nu gebruikelijke tussenpoos van 5 jaar zou één keer in de 8 à 10 jaar dan voldoende zijn. Dat is voor vrouwen prettig. Bovendien zouden de kosten van het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker door deze efficiëntere screening aanzienlijk verlaagd kunnen worden.

Om deze verwachtingen te testen vindt momenteel in de omgeving van Amsterdam een implementatieonderzoek plaats, waarbij bij 44.000 vrouwen de waarde van de voorgestelde wijze van testen (HPV-test en uitstrijkje) wordt vergeleken met de klassieke methode (alleen het baarmoederhals-uitstrijkje). De eerste tussenrapportage wordt in 2001 verwacht; het eindresultaat in 2006.

Plaats een reactie