Misdadigers die ten onrechte definitief zijn vrijgesproken van een levensdelict, moeten alsnog voor hun daad berecht kunnen worden. Dat heeft een meerderheid in de Tweede Kamer besloten op dinsdag 24 januari 2012. Volgens juriste Wiene van Hattum van de Rijksuniversiteit Groningen wekken kabinet en Kamer hiermee valse verwachtingen. ‘Deze wet beschermt de samenleving niet tegen zware criminelen, zoals wordt gesuggereerd. Hij roept onrust op, tast privacy aan en werkt onzorgvuldige opsporing en vervolging in de hand.’ Van Hattum promoveert op donderdag 26 januari aan de RUG op een onderzoek naar, onder meer, “Non bis in idem”, de regel die een tweede proces verbiedt.
Wie definitief is veroordeeld voor een levensdelict, kan toch nog vrijkomen. Het overkwam Ina Post, Lucia de Berk en de verdachten van de Schiedammer parkmoord en de Puttense moordzaak: toen er nieuwe feiten boven tafel kwamen, werd hun definitieve veroordeling alsnog vernietigd. ‘Herziening ten voordele’ wordt dit genoemd. Het omgekeerde is niet mogelijk: wie definitief is vrijgesproken kan niet nogmaals voor hetzelfde feit worden vervolgd of berecht. Nòg niet, tenminste. Maar de Tweede Kamer heeft nu besloten dat ook ‘herziening ten nadele’ in een aantal gevallen mogelijk moet zijn.
Rechtsonzekerheid
Volgens RUG-juriste Van Hattum lijkt het wetsvoorstel op het eerste gezicht redelijk, maar heeft de Tweede Kamer onvoldoende aandacht geschonken aan de rechtszekerheid van burgers. Van Hattum: ‘Natuurlijk, als een verdachte van een levensdelict is vrijgesproken, en er komt nieuw feitenmateriaal boven tafel, dan is het moeilijk te verteren dat er geen vervolging kan worden ingesteld – zeker voor nabestaanden. Maar welbeschouwd hebben we daar deze nieuwe wet niet voor nodig. Zolang de schuld van een dader niet bewezen kan worden, hoeft het OM de zaak immers niet voor te laten komen. Men kan wachten met het op de zitting brengen tot er wél voldoende bewijsmateriaal is. Ons strafproces is in dat opzicht prima in orde.’
Uiterst zeldzaam
De nieuwe wet zal dan ook uiterst zelden worden toegepast, meent Van Hattum. Hij is bedoeld voor zaken waarin technische ontwikkelingen betere analyse van bewijsmateriaal mogelijk maken. Van Hattum: ‘Voorstanders van deze wet verwijzen steeds naar de ‘Vivaldi-zaak’, een overval waarbij een bedrijfsleider van een Aldi om het leven kwam. De dader werd vrijgesproken, en nieuw DNA-onderzoek zou zijn schuld nu kunnen bewijzen. Maar ook de oude DNA-analyses pleitten al tegen de verdachte en toch werd hij vrijgesproken. Andere voorbeelden waarin deze wet toegepast had kunnen worden, zijn niet genoemd.’
Privacy en vrijheidsrecht
Ondertussen brengt de nieuwe wet aanzienlijke aantallen terecht vrijgesprokenen in ernstige onzekerheid, aldus Van Hattum. ‘Dáár zit wat mij betreft de pijn. De regering wil van iedereen die definitief van een opzettelijk gepleegd levensdelict is vrijgesproken het DNA-materiaal bewaren in plaats van vernietigen, zodat het later opnieuw kan worden geanalyseerd. Onschuldige mensen, die al hebben geleden onder een onterechte verdenking, komen straks nooit meer van de verdenking af. Niet alleen hun privacy wordt aangetast, maar ook hun individuele vrijheidsrecht. De praktijk wijst uit: ook al ben je onschuldig, als je DNA-materiaal wordt bewaard met het oog op nieuw onderzoek, blijf je bang en onrustig. Dat mogen we burgers niet aandoen.’
Minder zorgvuldig
Een gevaar dat de nieuwe wet in het leven roept, is dat justitie minder zorgvuldig wordt bij het opsporen en vervolgen van verdachten van levensdelicten. Immers, mocht iemand ten onrechte worden vrijgesproken, dan kan de zaak later nog heropend worden. Van Hattum: ‘Ook al is de wet bedoeld voor specifieke zaken, hij creëert voor justitie een tweede kans. Op deze manier wordt minder zorgvuldige opsporing in de hand gewerkt.’
Hoop gericht op Eerste Kamer
‘Deze wet wekt valse verwachtingen en tast ondertussen grondrechten aan,’ vat Van Hattum samen. ‘Daarbij bestaat er voor deze wet geen dringende noodzaak; er wordt met een kanon op een mug geschoten. De Tweede Kamer heeft de wet aangenomen. De kans is klein, ik weet het, maar ik hoop van harte dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel alsnog zal afkeuren.’
Curriculum vitae
Wiene van Hattum (1952) studeerde Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze sinds 1986 werkt als universitair docent straf(proces)recht. Ze doet onderzoek op het gebied van internationaal strafrecht, detentierecht en ‘non bis in idem’, en organiseert maandelijks ontmoetingen tussen rechtenstudenten en gedetineerden. Ook is zij voorzitter van het Forum humane tenuitvoerlegging gevangenisstraf en redacteur van Ontmoetingen, de voordrachtenreeks van het Psychiatrisch-juridisch gezelschap ‘Lutje’, dat zich bezighoudt met psychiatrie en strafrecht. Donderdag 26 januari 2012 is zij gepromoveerd op het onderwerp ‘Non bis in idem. de ontwikkeling van een beginsel’.