Nederlandse patiënten worden niet alleen blootgesteld aan röntgenapparatuur in ziekenhuizen, maar ook bij GGD’en, tandartsen, GGZ-instellingen en revalidatiecentra. Soms lopen ze meer straling op dan noodzakelijk. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM.
In opdracht van de Inspectie voor de gezondheidszorg heeft het RIVM in kaart gebracht welke instanties buiten ziekenhuizen gebruik maken van medische röntgenapparaten waarvoor een vergunning nodig is.
Uit een inventarisatie blijkt dat deze apparatuur vooral wordt gebruikt door GGD’en, tandartsen, GGZinstellingen en revalidatiecentra. Het meest in het oog springt het toenemende gebruik van zogeheten Cone Beam CT in de mondzorg, waarmee driedimensionale afbeeldingen van het gebit worden gemaakt.
De patiënt wordt hierbij aan meer straling blootgesteld dan bij de tweedimensionale panoramafoto, hoewel de driedimensionale foto in veel gevallen geen bewezen meerwaarde heeft. Om het aanvragen van een vergunning te voorkomen, zouden deze apparaten soms op een lagere buisspanning worden ingesteld, wat de dosis voor de patiënt iets hoger maakt.
Het RIVM heeft verder in kaart gebracht bij welke specialisten in het ziekenhuis patiënten worden blootgesteld aan relatief hoge doses röntgenstraling tijdens diagnostische handelingen en interventies. Dat blijkt het geval te zijn bij cardiologen, vaatchirurgen, internisten, maag-darm-lever-artsen en urologen.
Veel voorkomende handelingen met een relatief hoge dosis voor de patiënt zijn vaatdiagnostiek, het plaatsen van stents en de diagnostiek van galwegen. Hierbij valt op dat cardiologen röntgenapparatuur vaak laten bedienen door eigen assistenten die wellicht geen stralingshygiënische opleiding hebben, terwijl dat op de afdeling radiologie gebeurt door daarvoor opgeleide radiodiagnostisch laboranten.
Auteur: Harald Wychgel