Het huidige Nederlandse kinderalimentatiestelsel is nodeloos ingewikkeld en is dringend aan herziening toe. Tot deze conclusie komt juriste Merel Jonker (Universiteit Utrecht) in haar proefschrift ‘Het recht op levensonderhoud: een gedeelde zorg’. Jonker pleit onder andere voor een nieuw berekeningsmodel voor kinderalimentatie, waarbij wordt uitgegaan van een beperkt aantal factoren en vaste bedragen. Een dergelijk systeem kennen ze al in Noorwegen en Zweden, met als resultaat minder geschillen en inningszaken. Jonker promoveert op 15 juni 2011 aan de Universiteit Utrecht.
Bereken kinderalimentatiebedrag volgens Scandinavisch model
Jaarlijks zijn in Nederland ongeveer 50.000 kinderen betrokken bij een scheiding van hun ouders. Na de scheiding moeten de ouders, meestal de niet-verzorgende ouder, een onderhoudsbijdrage betalen; de kinderalimentatie. De berekening van dit bedrag leidt jaarlijks tot circa 8.000 juridische procedures over de vaststelling en de wijziging van het alimentatiebedrag. Daarnaast worden er jaarlijks nog zo’n 10.000 inningszaken behandeld door het Landelijk Bureau Inning Ouderbijdragen (LBIO). Het huidige kinderalimentatiestelsel in Nederland staat dan ook ter discussie.
Nodeloos ingewikkeld
Het idee achter het huidige Nederlandse kinderalimentatiestelsel is dat kinderen bij een echtscheiding er niet op achteruit mogen gaan. Jonker: ‘Hoe mooi dit principe ook klinkt, in de praktijk werkt het anders. Ouders hebben na een scheiding nu eenmaal minder te besteden. Bovendien mag een niet-verzorgende ouder allerlei lasten van zijn inkomen aftrekken, dus dan blijft er weinig over voor de kinderen. Naast de hoogte van het inkomen en de woonlasten van de ouders worden er allerlei zaken meegerekend, zoals de huwelijkse schulden en extra lasten.
Dit maakt het huidige alimentatieberekeningssysyteem enorm ingewikkeld. Geen wonder dat ouders die berekening zelf niet kunnen maken en aangewezen zijn op de tussenkomst van advocaten, mediators en rechters. Dat is niet alleen heel duur, ook ontneem je daarmee de ouders de eigen verantwoordelijkheid, die nou juist de gedachte vormde achter de invoering van het verplichte ouderschapsplan bij echtscheidingen.’
Het kan eenvoudiger
at het ook veel simpeler kan bewijst het model dat in respectievelijk Zweden en Noorwegen wordt toegepast. Daar gaan ze uit van een vast bedrag dat een kind kost, afhankelijk van de leeftijd van het kind, maar onafhankelijk van het inkomen van de ouders. Ouders kunnen bepaalde lasten en bedragen, zoals kinderopvang en levensonderhoud, aftrekken van hun inkomen, maar daar staat een norm voor die je niet mag overschrijden. Jonker: ‘Het systeem is heel simpel, mensen kunnen de berekening zelf via internet maken. En het leidt in praktijk ook nog eens tot aanzienlijk minder geschillen en inningszaken.’
Vergelijkbare maatschappelijke context
Jonker pleit daarom voor een herziening van het Nederlandse kinderalimentatiestelsel naar voorbeeld van het Noors-Zweedse model. Het kinderalimentatiemodel in beide landen biedt volgens de promovenda een prima alternatief voor het Nederlandse, omdat het in een vergelijkbare maatschappelijke context functioneert. Zo komen de gegevens in de bestudeerde landen in grote lijnen overeen met Nederland, ondermeer met betrekking tot het percentage eenoudergezinnen, onderhoudsgerechtigden, en arbeidsparticipatie.
Promotie
Merel Jonker (faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie) promoveert op 15 juni 2011 om 14.30 uur in het Academiegebouw, Domplein 29 in Utrecht. Proefschrift: ‘Het recht van kinderen op levensonderhoud: een gedeelde zorg.’