Hoe autochtone Nederlanders en migranten over elkaar denken wordt voor een groot deel bepaald door hun familie. Juist binnen families waar de familiebanden hecht zijn, blijkt de weerstand tegen een gemengd huwelijk het grootst. Dat schrijft Willem Huijnk van de Universiteit Utrecht in zijn proefschrift.
Voor zijn onderzoek naar onder meer de houding van families ten aanzien van gemengde huwelijken en de houding ten aanzien van sociaal-culturele integratie van migranten in Nederland, maakte de Utrechtse promovendus gebruik van een grootschalige steekproef. Naast ruim 8000 autochtone Nederlanders werkten 1400 migranten mee.
Hechte familie
Als de familiebanden bijvoorbeeld hecht zijn, is de weerstand binnen deze familie tegen een gemengd huwelijk groot. “Die familieleden zijn geneigd om ‘vreemdelingen’ buiten de familie te houden.” Dit geldt zowel voor de autochtone als de allochtone Nederlander. “De gedachte is dat mensen met een verschillende etnisch-culturele achtergrond als een bedreiging kunnen worden gezien voor de culturele identiteit en solidariteit van de groep, in dit geval de familie”, verduidelijkt Huijnk.
Weerstand en welwillendheid
De sterkste weerstand van de autochtone Nederlander is tegen een interetnisch huwelijk met een Marokkaanse Nederlander. De minste weerstand bestaat tegenover een interetnisch huwelijk met een Surinaamse Nederlander. Andersom gaat dit net zo op: Antilliaanse en Surinaams Nederlanders staan veel welwillender tegenover een gemengd huwelijk dan Turkse en Marokkaanse Nederlanders.
Invloed contact met thuisland en sociaal-culturele integratie
Huijnk onderzocht ook de sociaal-culturele integratie van migranten. Een belangrijke conclusie is dat contacten met familieleden in Nederland en in het land van herkomst niet van invloed zijn op de houding tegenover sociaal-culturele aanpassing. Dit is een belangrijke bevinding, omdat in het publieke debat vaak wordt verondersteld dat familierelaties, met name die in het land van herkomst, een obstakel vormen voor de integratie van migranten.
Familiebanden in de jeugd
Uit het proefschrift bleek verder dat volwassen migranten die tijdens hun jeugd een warme, ondersteunende band hadden met hun ouders meer open stonden voor sociaal-culturele aanpassing. “Ouderlijke warmte en affectie kunnen de ontwikkeling van gevoelens van veiligheid, zelfverzekerdheid en algemeen vertrouwen stimuleren. Deze gevoelens kunnen een naar binnen gekeerde, gesloten oriëntatie beperken, en de aanpassing aan een nieuwe en onbekende omgeving bevorderen”, aldus Huijnk.
Taal
Nederlandse taalvaardigheid blijkt ook een belangrijke factor voor de sociaal-culturele integratie. Huijnk stelde vast dat, onafhankelijk van de individuele Nederlandse taalvaardigheid, migranten uit families waar meer Nederlands wordt gesproken, een positievere houding hebben ten aanzien van sociaal-culturele aanpassing.