Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) stelt de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) in het gelijk in de beroepszaak tegen Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over het in drie stappen doorvoeren van de tariefsverhoging voor logopedie.
De NZa had niet zelfstandig mogen besluiten om de tariefsverhoging voor logopedie in drie stappen door te voeren. Niet de NZa maar de minister van VWS had naar de mening van het CBb moeten beoordelen of de herijking van de tarieven (het hogere tarief) aanvaardbaar was in het licht van de stijging van het Budgettair Kader Zorg en de noodzaak tot kostenbeheersing vanwege de financieel-economische situatie.
Het College stelt letterlijk: “Gelet op het structurele en langdurig achterblijven van de tarieven voor logopedie en foniatrie ten opzichte van de reële kostenontwikkeling zou het in de rede liggen deze achterstand niet langer dan strikt noodzakelijk te laten voortduren en daartoe derhalve deze tarieven zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk te herijken”.
Tot dit oordeel komt het CBb in een tussenuitspraak in de beroepszaak die de NVLF tegen de NZa heeft aangespannen. De NZa zal binnen zes weken haar besluit uit december 2011 met betrekking tot de tarieven 2012 deugdelijker moeten motiveren of tot een ander besluit moeten komen op het bezwaar van de NVLF. Op dit punt is de NVLF voorlopig in het gelijk gesteld, nadat de NZa in september 2012 het bezwaar van de vereniging ongegrond verklaarde. De NZa zal haar huiswerk opnieuw moeten doen.
De basis van het bezwaar van de NVLF is de structurele bezuiniging op het tarief van 5 miljoen die de minister van VWS als taakstelling aan de NZa had opgelegd.
In zijn uitspraak oordeelde het CBb dat de structurele tariefskorting van 5 miljoen terecht is en ook op juiste wijze door de NZa in de Tariefbeschikking is doorgevoerd.
Logopedisten in het gelijk gesteld – http://t.co/gaZegFagS8 – @NVLF, #logopedie
— Gezondheidskrant (@Gezondheidskrnt) 17 januari 2014