Staatssecretaris Wilma Mansveld van Infrastructuur en Milieu is tevreden over de uitkomsten van de klimaattop in Doha, de hoofdstad van Qatar. “Ik wil natuurlijk altijd meer. Wij en de EU hebben er tenslotte hard aan getrokken, maar ik ben tevreden met de uitkomst. Het Kyoto Protocol wordt verlengd tot 2020, we werken constructief verder aan een nieuw klimaatinstrument voor vanaf 2020 en er zijn afspraken over klimaatfinanciering”, zo zei de bewindsvrouw na afloop.
Nederland en de EU hebben zich de laatste dagen tot het uiterste ingespannen om tot klimaatafspraken te komen. Tijdens de zogeheten CoP (Conference of the Parties) in Doha ging het over 3 dingen: de verlenging van het Kyoto Protocol tot 2020, een nieuw klimaatinstrument vanaf 2020 en klimaatfinanciering.
Verlenging Kyoto
Het Kyoto Protocol wordt met een tweede verplichtingenperiode verlengd tot 2020. Mansveld: “Ik ben hier verheugd over, want Nederland en de EU hebben zich daar hard voor gemaakt. Minpunt is wel dat minder landen dan voorheen meedoen, naast de VS bijvoorbeeld Canada, Japan en Nieuw-Zeeland niet. Positief is echter dat de reducties in deze tweede verplichtingenperiode 18% zijn ten opzichte van 1990, terwijl dit eerst maar 5.2% was. Bovendien zorgt de verlenging ervoor dat alle regels en afspraken, bijvoorbeeld over emissiehandel en rapportage, niet verloren gaan.”
Een nieuw klimaatinstrument
Zij is ook zeer tevreden dat is vastgelegd, dat er nu al gekeken gaat worden samen met alle landen en andere partijen naar welke acties ondernomen kunnen worden om resultaten te halen tot 2020, wanneer het nieuwe klimaatinstrument in werking moet treden. Het is nodig dat alle landen in de wereld hun bijdrage leveren. Dit nieuwe plan betreft ook een verbreding: naast afspraken over vermindering van uitstoot, ook de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie), zoals overstromingen.
Omdat de verplichtingen uit het oorspronkelijke Kyoto Protocol alleen gelden voor de oude ontwikkelde landen (minus de VS) en de wereld er inmiddels anders uitziet (door de opkomst van nieuwe economieën, zoals China en Brazilië, zorgt de oude groep van Kyoto landen nog maar voor een klein deel (14%) van de mondiale uitstoot) is een nieuw plan noodzakelijk.
Daarom is er vorig jaar in Durban afgesproken om te komen tot een nieuw, juridisch bindend, instrument. “We zijn er nog niet, maar ik ben blij dat hier in Doha die afspraken zijn herbevestigd en we een werkprogramma hebben afgesproken. Dit biedt een goed fundament naar 2015”, aldus staatssecretaris Mansveld. In dat jaar moeten de afspraken over het plan door alle landen ondertekend worden. In 2020 treedt het instrument in werking.
Nederland wil een toekomstbestendig nieuw plan, dat kan meebewegen met veranderingen in de wereld. Een plan zonder de zwart-wit scheiding tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Ieder land moet naar kunnen en vermogen bijdragen, en dit kan met de jaren veranderen. Het instrument moet realistisch zijn en maatwerk kunnen bieden (geen one size fits all), maar het moet niet vrijblijvend zijn. Het moet actiegericht zijn en daarmee ook het bedrijfsleven en andere partijen stimuleren om mee te denken en de krachten te bundelen.
Klimaatfinanciering
Nederland is de afspraak uit Kopenhagen voor “Fast Start Finance” nagekomen. Het betrof startkapitaal voor 2010-2012 direct concrete actie te kunnen nemen. Hoewel deze afspraak na dit jaar afloopt, zal Nederland de internationale klimaatfinanciering ten behoeve van ontwikkelingslanden voortzetten, voor 2013 200 miljoen. In Doha is afgesproken dat het komend jaar nader overleg zal plaatsvinden over hoe de financiering van klimaat tussen nu en 2020 kan worden vormgegeven. Meerdere, vooral Europese, landen kondigde aan in 2013 klimaatfinanciering voort te zetten. Deze toezeggingen waren belangrijk om de ontwikkelingslanden de zekerheid te geven dat zij ook het komend jaar op steun kunnen rekenen om hun economieën te vergroenen en de effecten van klimaatverandering te bestrijden.
Wat gaan we doen
In de komende jaren zullen we meer samen met bedrijven en kenniscentra optrekken om bij te dragen aan de bestrijding van klimaatverandering en de gevolgen daarvan. Hun innovatieve en financiële kracht zijn onontbeerlijk om de uitdagingen van klimaatverandering samen aan te gaan. Nederland heeft bijvoorbeeld veel expertise op gebied van water, voedselzekerheid en energie en we werken op dit gebied al samen met verschillende landen. In het geval van water bijvoorbeeld met Vietnam, Colombia en Indonesië. In de toekomst moeten bedrijven en kenniscentra hier nog meer bij betrokken zijn, dit vervult een sleutelrol in de Nederlandse strategie. Dit past ook bij onze ambities voor het nieuwe klimaatinstrument: maatwerk bieden en iedereen zijn eigen gepaste bijdrage laten leveren. Op die wijze wordt er complementair gewerkt.
Informele gedeelte
De jaarlijkse klimaatconferentie is echter meer dan besluitvorming door de Partijen: het informele gedeelte is erg belangrijk. En marge van de formele bijeenkomst komen mensen en organisaties uit allerlei richtingen samen: bedrijfsleven, jongeren, wereldsteden, en maatschappelijke organisaties (NGOs) zoals de milieubeweging en vrouwenorganisaties. Zij hebben allen gemeen dat zij naar oplossingen voor de klimaatproblematiek streven.
Mansveld: “Ik ben geïnspireerd geraakt door mijn gesprekken met de Nederlandse jongerenvertegenwoordigers, bedrijven, NGOs en andere landen. Door de samenkomst van gelijkgestemden ontstaat een vruchtbare bodem voor het uitwisselen van ideeën en ervaringen en het smeden van coalities. Hierdoor biedt de jaarlijkse klimaatbijeenkomst een platform voor het lanceren van initiatieven buiten de formele Conferentie van Partijen. Ik heb in Doha contact gezocht met een aantal van deze initiatieven. Dit past bij mijn ambitie om tot de voorhoede te behoren en actie te ondernemen. Ik heb bijvoorbeeld aangekondigd dat Nederland lid wordt van de Climate and Clean Air Coalition, een nieuw en groeiend internationaal samenwerkingsverband dat zich inzet voor de aanpak van kortlevende luchtvervuilende stoffen zoals smog, methaan en roet. Het reduceren van emissies van deze stoffen biedt zowel gezondheidsvoordelen als behoorlijke klimaatbaten. In Nederland voeren wij ook actief beleid, bijvoorbeeld het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.”
Ook heeft Nederland deelgenomen aan de zogenoemde Cartagena Dialoog – een informele groep van rond de 40 landen van 5 continenten, die samen constructief tot oplossingen komen en deze in de formele onderhandelingen inbrengen. De Cartagena Dialoog biedt een uitstekende arena om nieuwe ideeën te toetsen en draagvlak te creëren, zoals voor de Nederlandse visie op een dynamisch en flexibel nieuw klimaatinstrument, of een moderne aanpak voor adaptatie (aanpassing aan klimaatverandering).
Kortom: er gebeurt veel waardevols parallel aan de formele besluitvorming. De staatssecretaris zal zich de komende tijd inzetten om deze informele initiatieven uit te laten monden in belangrijke bijdragen aan de mondiale inspanningen.