In de huidige verpleeghuiszorg voor ouderen met dementie wordt sterk ingezet op een ontwikkeling naar kleinschalige woonvormen. In deze woonvormen woont een beperkt aantal (doorgaans zes tot acht) ouderen samen in een huiselijke en herkenbare omgeving.
De Universiteit Maastricht heeft onderzoek gedaan naar de effecten van kleinschalige woonvormen op bewoners, hun naaste familie en betrokken zorgverleners. Uit de studie blijkt dat de kwaliteit van leven van bewoners in kleinschalige woonvormen niet verschilt van die van vergelijkbare bewoners in traditionele verpleeghuizen, met afdelingen van minimaal 20 bewoners. Wel ervaren familieleden van bewoners van kleinschalige woonvormen een minder zware zorgbelasting en zijn ze tevredener over de zorg.
In kleinschalige woonvormen worden bovendien minder vrijheidsbeperkende maatregelen en minder kalmerende medicatie gebruikt. Op basis van de onderzoeksresultaten concludeert de Provinciale Raad voo r de Volksgezondheid (PRV) dat het onwenselijk is om actief beleid te voeren om uitsluitend kleinschalige zorg aan te bieden. Op 16 februari aanstaande worden, in opdracht van de Provincie Limburg, de onderzoeksresultaten en het advies van de PRV gepresenteerd tijdens een symposium in het Provinciehuis in Maastricht.
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de PRV en gefinancierd door de Provincie Limburg, de zorgaanbieders MeanderGroep Zuid Limburg, Sevagram, Vivre, Orbis, de Zorggroep en onderzoeksinstituut CAPHRI (Universiteit Maastricht). De aanleiding van het onderzoek was het ontbreken van gegevens over de effectiviteit van kleinschalig wonen.
Resultaten
De zorg in kleinschalige woonvormen is een jaar lang vergeleken met die op traditionele verpleeghuisafdelingen (met minimaal 20 bewoners). Dit onderzoek laat een genuanceerd beeld zien van de effecten van kleinschalig wonen. Uit de studie blijkt dat de kwaliteit van leven van bewoners in kleinschalige woonvormen niet verschilt van die van vergelijkbare bewoners in traditionele verpleeghuizen. Tussen beide groepen zijn ook geen verschillen aangetroffen in neuropsychiatrische symptomen en onrust. De arbeidstevredenheid en –motivatie van medewerkers verschillen ook niet. De betrokkenheid van familieleden van bewoners op kleinschalige woonvormen is niet anders dan die op traditionele afdelingen. Wel ervaren familieleden van bewoners van kleinschalige woonvormen een minder zware zorgbelasting. Ze zijn ook meer tevreden over de zorg dan familieleden van bewoners op traditionele afdelingen. In kleinschalige woonvormen worden, tot slot, minder vrij heidsbeperkende maatregelen en minder kalmerende medicatie gebruikt. De resultaten van het onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in het toonaangevende Journal of the American Directors Association (JAMDA).
Advies PRV
Op basis van de onderzoeksresultaten concludeert de PRV dat het onwenselijk is om actief beleid te voeren om uitsluitend kleinschalige zorg aan te bieden. Beleidsmakers en zorgorganisaties zouden zich daarom niet moeten richten op één specifieke woonvorm, maar door middel van diversiteit keuzemogelijkheden bieden voor mensen met dementie. Daarbij moet steeds centraal staan hoe de kwaliteit van leven voor bewoners optimaal gerealiseerd kan worden. De PRV is wel van mening dat kleinschaligheid in bebouwing kan worden voortgezet zolang dit kosteneffectief is. Ten slotte benadrukt de Raad het belang van verder onderzoek dat gericht is op langetermijneffecten voor bewoners, financiële haalbaarheid en competenties van medewerkers.
Precies het zelfde geldt voor de gehandicaptenzorg,. De kwaliteit van leven gaat in veel gevallen achteruit bij verhuizing naar een woonwijk. Gehandicapten verliezen de contacten en het netwerk dat zij wél hadden toen ze nog op het beschermd instellingsterrein woonden. ‘Community Care’ lijkt voornamelijk tot bezuinigingen in de zorg te hebben geleid, tot vereenzaming en achteruitgang van de kwaliteit van leven. Daarmee wordt het tegenovergestelde bereikt van wat werd beoogd.Sus diversitiet in wonen moet mogelijk blijven.