Jeugdige criminelen moeten eerst de kans krijgen om schade en relaties te herstellen, straf en vergelding moeten niet op de eerste plaats staan. Niet alleen is dit effectiever om verder crimineel gedrag te voorkomen, het komt ook beter tegemoet aan de belangen van slachtoffers.
Herstelrecht, slachtoffer-daderbemiddeling en conferenties, verdient dan ook een stevige plaats in het Nederlandse jeugdstrafrecht. Dat stelt Annemieke Wolthuis in haar proefschrift ‘Herstelrecht, een kinderrecht’. Ze promoveert aan de Open Universiteit en verdedigt haar proefschrift op vrijdag 23 maart 2012.
Herstelrecht verplicht
Nu is het nog zo dat herstel zich in de marge van jeugdstrafrecht bevindt, aldus Annemieke Wolthuis. Ze analyseerde onder meer aan welke internationale beginselen het Nederlandse strafrecht moet voldoen, wat de verhouding is tussen herstelrecht en (jeugd)strafrecht en op welke wijze herstelrecht geïntegreerd kan worden in het huidige jeugdstrafrecht. Op grond van haar onderzoek concludeert Annemieke Wolthuis dat herstelrecht een overheidsplicht en -prioriteit moet zijn. Toepassing van herstelrecht is zelfs verplicht vanwege internationale regelingen en uitspraken van bijvoorbeeld het VN-Comité inzake de Rechten van het Kind. Het past ook bij het opvoedkundige karakter van het jeugdstrafrecht, want het zorgt ervoor dat jeugdige criminelen de gevolgen inzien van hun strafbare gedrag.
Model voor aanpassing van jeugdstrafrecht
In haar proefschrift beschrijft Wolthuis hoe herstelrecht een integraal onderdeel kan worden van het jeugdsanctierecht. Zij introduceert in haar proefschrift een herstelrechtelijk model dat richting geeft aan de aanpassing van het huidige jeugdstrafrecht. Elementen in dat model zijn onder meer: preventie moet voorop staan, opsluiten is het uiterste middel, de rechten van het kind zijn bepalend, re-integratie is het centrale doel van elke interventie en slachtoffers dienen betrokken te zijn bij de afdoening. Annemieke Wolthuis liet zich inspireren door ervaringen in landen zoals Nieuw-Zeeland, België en Noord-Ierland, waar herstel veel meer geïntegreerd is in wet en praktijk dan in Nederland. Zij onderzocht visies op, en mogelijkheden voor integratie van herstelrecht naast of in het jeugdstrafrecht. De promovenda toetste herstelrechtelijke interventies ook aan rechtswaarborgen en andere mensenrechten.
Wetsvoorstel is noodzakelijk
Herstelrecht verdient volgens Annemieke Wolthuis een plaats in alle fasen waarin jeugdigen afglijden in strafbaar gedrag, dus van preventie tot detentie. Dat is met het huidige wettelijke kader weliswaar al mogelijk, maar een wetsvoorstel is nodig om herstelrecht daadwerkelijk in het hart van het jeugdsanctierecht te plaatsen. Daarin is naar de mening van de promovenda een hoofdrol weggelegd voor de officier van justitie. En het vereist structurele inbedding in de Veiligheidshuizen, waarin organisaties samenwerken die betrokken zijn bij veiligheid en handhaving.
Over Annemieke Wolthuis
Mr. Annemieke Wolthuis (Zwolle, 1971) volgde van 1989 tot 1995 de studie Nederlands Recht aan de Universiteit Maastricht. In 1996 voltooide zij bij de Lund University het Master’s Programme in International Law and Human Rights. Tot 2007 bekleedde Annemieke Wolthuis diverse functies op het gebied van kinderrechten en jeugdrecht. Zij was onder meer (onderzoeker/staf)medewerker bij het Danish Centre for Human Rights en stafmedewerker/projectleider sectie nationaal jeugdrecht bij Defence for Children International Nederland. Van 2007 tot 2012 heeft Annemieke Wolthuis bij de faculteit Rechtswetenschappen van de Open Universiteit promotieonderzoek verricht naar jeugdherstelrecht en jeugdstrafrecht. Momenteel is Annemieke Wolthuis onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut. Daarnaast is zij nationaal en internationaal actief in organisaties voor herstelrecht, waaronder Restorative Justice Nederland en het European Forum for Restorative Justice.