De KNMG, de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) laten in een brief aan de Tweede Kamer weten dat zij van mening zijn dat het kabinet bij een aanvraag voor palliatief terminale zorg moet zorgdragen voor eenduidige afspraken tussen CIZ, zorgkantoren en (thuis)zorginstellingen.
Aanleiding voor deze brief is het Algemeen Overleg over Palliatieve Zorg in de Tweede Kamercommissie Volksgezondheid dat op 24 mei 2011 plaatsvindt.
Juiste indicatiestelling
Voor zorg voor een patiënt in de terminale fase (thuis, hospice, verzorgingshuis of verpleeghuis) kan bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatie worden aangevraagd. Een groot knelpunt daarbij is dat het zeer moeilijk en tijdrovend is de juiste indicatie te verkrijgen. De praktijk is dat er door het CIZ bijna altijd te laag wordt geïndiceerd voor palliatief terminale zorg, waardoor de patiënt onvoldoende uren zorg krijgt. Onderhandelen daarover is moeilijk, mede ingegeven door de beperkte tijd die terminale patiënten nog maar hebben.
Proactieve integrale zorg
Palliatieve zorg richt zich nu met name op patiënten met kanker, maar moet zich meer gaan richten op patiënten met hartvaatziekten, longziekten en andere levensbedreigende chronische ziektes. Dit kan alleen als de huisarts wordt ondersteund door een hecht team met hem bekende wijkverpleegkundigen en gespecialiseerde palliatieve verpleegkundigen. De realiteit is dat de huisarts vaak te maken heeft met een groot aantal onbekende thuiszorgorganisaties en met medewerkers (als ze al beschikbaar zijn) van zeer verschillende deskundigheidsniveaus.
Door deze versnippering is het buitengewoon lastig in een hecht team proactief integrale zorg te verlenen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in verzorgingshuizen en verpleeghuizen nagenoeg geen verpleegkundigen (meer) werkzaam zijn. Dat is (ook in algemene zin) desastreus voor de kwaliteit van zorg.