66 miljoen kinderen in ontwikkelingslanden gaan niet naar school. Waarom eigenlijk niet? Econome Janine Huisman bracht in kaart waarom een hogere onderwijsdeelname – de sleutel tot economische groei, een betere gezondheid en overlevingskansen van kinderen – er niet overal van komt. Zij promoveert op 29 september 2011 aan de Radboud Universiteit.
Landen hébben er veel aan als de bevolking beter is opgeleid. ‘Je ziet dat heel duidelijk in Zuid-Oost Azië, waar economieën met de meeste hoogopgeleiden het goed doen. Uit onderzoek blijkt dat onderwijsdeelname op een lager niveau al gunstige effecten heeft: het verschil tussen geen onderwijs en basisschool met liefst nog een paar jaar middelbare school is al groot. In gebieden waar mensen enige opleiding genoten hebben, gaat het beter met de gezondheid van en de sterftecijfers onder kinderen’, constateert Huisman.
Meten is weten
Huisman maakte voor haar onderzoek gebruik van de Database Developing World, die is opgezet door Jeroen Smits, econoom/socioloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In die database zitten allerlei gegevens over onderwijs, demografie en gezondheid over meer dan honderd ontwikkelingslanden. Huisman gebruikte data over kinderen van 8 tot 15 jaar uit 36 landen en (daarbinnen) ruim 500 regio’s. ’Voor de andere landen was niet voldoende bruikbaar materiaal beschikbaar. Dat vind ik frustrerend, want hoe kun je als land iets doen aan een hogere onderwijsdeelname als je niet eens weet waar er hoe veel scholen en leraren zijn’.
Ongediplomeerd personeel
Huismans bevindingen zijn goed te vertalen naar praktische aanbevelingen. Zo constateert ze dat er in veel landen wel scholen gebouwd worden, maar dat in afgelegen gebieden nauwelijks leraren te krijgen zijn en er vaak met slecht geschoolde leraren genoegen moet worden genomen. Maar, stelt Huisman vast: ‘De kwaliteit van het onderwijzend personeel maakt voor het effect van scholing minder uit dan de aanwezigheid, blijkt uit mijn data. Landen en regio’s kunnen dus beter zorgen dat er íemand is die les geeft dan dat ze per se een gediplomeerde leraar voor de klas willen hebben.’
Kosten spelen ook vaak een rol in de beslissing om kinderen naar school te (blijven) laten gaan. ‘Overheden die onderwijsdeelname willen stimuleren, zouden daar op moeten letten en bijvoorbeeld boeken en uniformen gratis kunnen verstrekken. En liefst ook, als dat kan, de lunch.’
Afhaken na de basisschool
De overgang van basisschool naar middelbare school blijkt overal hét moment te zijn waarop veel kinderen afhaken. ‘Soms is een kind thuis nodig, daar kan een overheid weinig aan doen. Maar omgevingskenmerken spelen ook een rol: de middelbare school is vaak moeilijker te bereiken, dat kan net de doorslag geven. Een simpele oplossing, waar men in Turkije goede ervaringen heeft, is dan om de duur van de basisschool te verlengen.’
Meisjes en moeders
Veel effecten en factoren die Huisman vond, gunstig of ongunstig, blijken sterker te gelden voor meisjes. Ze worden vaker thuis gehouden en haken vaker af bij de overgang van basis- naar middelbaar onderwijs; de beschikbaarheid en kwaliteit van onderwijsvoorzieningen is voor hen belangrijker dan voor jongens. ‘Hoe meer opleiding moeders hebben genoten, des te beter zijn de onderwijskansen voor hun dochters. Zijn moeders niet opgeleid, dan kun je daar niks aan doen, maar het kan effectief zijn als de overheid moeders bewust maakt van het belang van scholing van hun kinderen, dus ook hun dochters. Dat blijkt uit eerder onderzoek onder Koerdische meisjes en moeders.’
Beleidsinstrument
Naast haar promotieonderzoek werkte Janine Huisman met Jeroen Smits aan het opzetten van de EDUCOEF-database. Deze database helpt beleidsmakers en onderzoekers bij het in kaart brengen van problemen op districtsniveau met onderwijsdeelname in Afrika. Waar andere databases alleen informatie geven over de omvang van problemen, geven de data in de EDUCOEF-database ook informatie over de achterliggende oorzaken.
Janine Huisman (Heerenveen, 1968) studeerde economie (Rijksuniversiteit Groningen) en culturele antropologie (VU Amsterdam). In 2004 begon ze met haar promotieonderzoek, dat werd begeleid vanuit het Institute for Management Research van de Radboud Universiteit Nijmegen. Momenteel werkt ze als onderzoeker gezondheid en welvaart bij het Centre for International Development Issues Nijmegen (CIDIN) van de Radboud Universiteit. Deze promotie is mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Promovendus: Janine Huisman
Proefschrift: Educational participation in developing countries. Multilevel determinants of going to school and dropping out in the developing world (Managementwetenschappen).
Promotiedatum: 29 september 2011, Radboud Universiteit Nijmegen.
Promotor: prof. dr. E. de Jong
Copromotor: dr. J. Smits