In het boek “Helend Handwerk, herinneringen van een Rotterdamse chirurg” dat begin november 2011 is verschenen, geeft professor dr. Jacques C. van der Meulen (Eindhoven, 1929) – daarbij ondersteund door Dr. Barend Haesker een overzicht van de grote medische ontwikkelingen binnen het vakgebied van de plastische en reconstructieve chirurgie.
Autobiografie over het ontstaan van en ontwikkelingen in de moderne plastische chirurgie. Professor Dr. J.C. Van der Meulen: “Plastische chirurgie van groot belang voor herstel van vorm en functie”
Zelf heeft hij belangrijke bijdragen geleverd op het gebied van handchirurgie, de correctie van aangeboren afwijkingen van blaas en genitaliën, het gelaat (neus, oogleden) en schedelafwijkingen. Daarmee verrijkte hij de moderne plastische chirurgie. Met zijn ervaring schetst hij zijn visie op de huidige situatie; de kosten van de gezondheidszorg, de bezuinigingen, de wachtlijsten, de toenemende macht van verzekeraars en de tekortkomingen in zinvolle ontwikkelingshulp. Bij gesprekken met de politieke beleidsmakers en media wordt duidelijk dat er vaak een verkeerd of te beperkt beeld bestaat over de inhoud van het vak en de mogelijkheden, die (moderne) plastische en reconstructieve chirurgie biedt.
De plastische en reconstructieve chirurgie heeft zich sterk ontwikkeld in beide Wereldoorlogen. In de Eerste lopen soldaten vooral aangezichtsverminkingen op door de loopgravenoorlog. De Nederlandse arts Esser (1877-1946) legde zich toe op het herstel van deze letsels en was daarmee de grondlegger van de plastische chirurgie. De Tweede Wereldoorlog wordt gekenmerkt door de vele brandwonden van de piloten en betekent een tweede impuls voor ontwikkelingen in reconstructieve operaties. In 1950 wordt de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie opgericht en worden de eisen voor de opleiding tot plastisch chirurg vastgelegd.
Tijdens zijn opleiding tot chirurg in het Haagse gemeenteziekenhuis krijgt professor Van der Meulen belangstelling voor de reconstructieve chirurgie en handchirurgie. In 1961 gaat hij naar Rotterdam voor de opleiding plastische chirurgie en komt te werken bij Raadsveld in het zojuist geopende gemeenteziekenhuis Dijkzigt, het Sophia Kinderziekenhuis en het Oogziekenhuis. In deze tijd worden Raadsveld en Van der Meulen voornamelijk geconfronteerd met zeer complexe problemen; patiënten met brandwonden uit de petrochemische industrie in de regio, handletsels, lipspleten, decubitus en hoofdhals kanker. De meesten zijn al meerdere keren geopereerd, zonder het gewenste resultaat. Veel nieuwe operatietechnieken worden in deze periode ontwikkeld om hen een betere functie en toekomst te geven.
Zo presenteert plastisch chirurg Paul Tessier (1917-2008) in 1967 zijn resultaten van door hem zelf ontwikkelde operaties aan bovenkaak, oogkassen en schedel om aangeboren afwijkingen te verbeteren. In 1971 wordt de eerste gelaatsoperatie in Nederland door een geïnspireerde Van der Meulen en zijn collega Hage uitgevoerd bij een patiënt met te ver uiteenstaande oogkassen. Tegelijkertijd wordt de CT scan geïntroduceerd en benut Van der Meulen deze techniek van de 3-dimensionale CT-scan in de chirurgie door ingenieur Frans Zonneveld hierbij te betrekken. De basis voor het craniofaciaal centrum in Rotterdam werd door Van der Meulen gelegd en hier worden tegenwoordig circa 150 kinderen met een aangeboren schedel- en gezichtsafwijking per jaar geopereerd.
Een andere grote ontwikkeling in de plastische chirurgie is de microchirurgie. Hierdoor wordt het mogelijk kleine bloedvaten onder de microscoop te hechten en doorbloeding te herstellen. De plastisch chirurg J.E. Murray voert als eerste een niertransplantatie uit en krijgt hiervoor in 1990 de Nobelprijs. De eerste vingerreplantatie in Nederland wordt in 1976 in Dijkzigt uitgevoerd. De microchirurgie maakt het ook mogelijk om weefsel binnen de patiënt te verplaatsen, waardoor bijvoorbeeld van een kuitbeen een nieuwe onderkaak gemaakt kan worden. Dit soort weefselverplaatsingen vormen een belangrijke oplossing voor moeilijke problemen zoals na bestraling of ernstig ongeval.
In 1979 wordt Van der Meulen bijzonder hoogleraar plastische en reconstructieve chirurgie en in 1984 gewoon hoogleraar plastische en reconstructieve chirurgie. In 1994 gaat hij met pensioen. Ook na zijn pensioen blijft hij zich inzetten voor het vak plastische chirurgie, met name voor een verbetering van de coördinatie en kwaliteit van chirurgie in de Derde Wereld.
In zijn beschrijvingen van zijn professionele leven als opleider en hoofd van de afdeling Plastische Chirurgie in een academisch ziekenhuis zijn er grote overeenkomsten met de huidige situatie: de kosten van de gezondheidszorg stijgen volgens de overheid te hard en moeten beteugeld worden door bezuinigingen. Dit leidt tot wachtlijsten, inperken van innovaties en toenemende macht van de verzekeraars die gaan bepalen welke ingreep voor vergoeding in aanmerking komt. Bij gesprekken met de politieke beleidsmakers en media wordt duidelijk dat er een volstrekt verkeerd beeld bestaat over de inhoud van het vak plastische en reconstructieve chirurgie. Wat dat betreft is er tegenwoordig weinig veranderd.