Het hardloopprogramma Start to Run lijkt een goede manier om de minder actieve Nederlander in beweging te krijgen. Deelnemers blijken na afloop van het programma meer te bewegen en ook op de lange termijn geeft 70% aan nog steeds hard te lopen.
Tweemaal per jaar biedt de Atletiekunie op ruim 126 locaties het programma Start to Run aan. Het is gericht op beginnende hardlopers. Gedurende zes weken maken ze kennis met hardlopen. Ze lopen per week één keer onder begeleiding van een professionele coach en twee keer zelf als ‘huiswerk’. Ze krijgen informatie over goede schoenen en voeding en na zes weken wordt het programma afgesloten met een testloop van drie tot vijf kilometer. Het programma wordt uitgevoerd binnen het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, dat erop is gericht minder actieve Nederlanders meer te laten bewegen.
Fit
Hardlopen is een intensieve activiteit. De positieve effecten van het programma zijn vooral terug te zien in het aantal mensen dat de fitnorm haalt van drie keer per week twintig minuten intensief bewegen, zo blijkt uit onderzoek van het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Bovendien blijkt het programma geschikt om – vergeleken met de controlegroep – een relatief grote groep minder actieve mensen aan te trekken. NIVEL-onderzoeker Linda Ooms: “Hardlopen is een laagdrempelige sport, die veel mensen makkelijk kunnen beoefenen. Het kost weinig tijd en geld. Een programma als Start to Run geeft mensen net dat zetje in de rug om samen in een groep op een plezierige manier te beginnen met sporten en bewegen, en daar ook mee door te gaan.”
Onderzoek
Aan het onderzoek werkten 100 deelnemers aan Start to Run mee en een controlegroep van bijna 700 mensen uit het Consumentenpanel Gezondheidszorg van het NIVEL. Bij beide groepen is op twee meetmomenten bepaald hoeveel mensen voldoen aan de beweegnormen: bij aanvang van Start to Run en na een half jaar. Het onderzoek is gesubsidieerd door NOC*NSF.