Na de zomervakantie zullen de klassen op veel basisscholen weer groter worden. Gevolg van bezuinigingen en de ambitieuze plannen van Minister Van Bijsterveldt. Maar plannen waarvan niet duidelijk is of die wel uit te voeren zijn, kunnen averechts uitpakken, meent prof. Ludo Verhoeven, hoogleraar Orthopedagogiek, in het bijzonder leerproblemen, aan de Radboud Universiteit.
Van Bijsterveld wil dat de schoolprestaties omhoog gaan, dat er meer ruimte is voor excellentie en talent , en dat zorgleerlingen in de klas worden opgevangen. Vertaling van deze plannen naar beleid en actieplannen voor de basisschool is voor een kleine, zelfstandige school nauwelijks te doen, zegt Verhoeven. ‘Dat vereist academische denkkracht van docenten en schoolleiding , een goed leerlingvolgsysteem en planmatige aanpak. Een kleine school heeft daar eenvoudigweg de capaciteit niet voor. Daar werkt dit beleid dus averechts.’
Volgens Verhoeven is het evident dat onderwijsinnovaties zoals het ministerie die voorstaat alleen kansrijk zijn als de infrastructuur van de school op orde is. Dat betekent: een hoogwaardig schoolteam, inbedding in de lokale gemeenschap (bijvoorbeeld ‘brede school’) en een proactief schoolbestuur dat deel uitmaakt van een samenwerkingsverband van scholen.
Wordt aan dergelijke randvoorwaarden niet voldaan, dan zullen grotere schoolklassen onherroepelijk leiden tot lagere prestaties. ‘De scholier krijgt minder onderwijs op maat. De docent kan minder aandacht geven en dat gaat ten koste van scholieren aan beide zijden van het spectrum: de uitblinkers en de zwakkeren. ‘ Grotere schoolklassen zonder aandacht voor de infrastructuur van scholen halen de ambities van Van Bijsterveld dus onderuit’, meent Verhoeven.