GGZ houdt hoofd boven water ondanks toenemende financiële tegenwind

De Nederlandse geestelijke gezondheidszorg (ggz) heeft in 2011 het hoofd boven water weten houden door onder meer te snijden in personeel en dienstverlening. Instellingen zijn met name gaan snijden in zorgverlening die niet meer wordt vergoed. De ggz-instellingen hebben bovendien gebruik gemaakt van de nieuwe mogelijkheid om te schuiven tussen zorgcontracten die onder de AWBZ of de Zorgverzekeringswet vallen. Daardoor zijn kosten en baten beter in balans gekomen.

Dat blijkt uit een analyse door PwC van de gedeponeerde jaarrekeningen 2011 van 50 grote ggz-instellingen. Volgens PwC is het echter stilte voor de storm. “De echte uitdagingen moeten nog komen”, zegt PwC-director Frans Stark.

De ggz-instellingen zijn erin geslaagd om hun omzet en resultaat op peil te houden, ondanks opgelegde kortingen, scherper inkoopbeleid bij zorgkantoren en aanpassing in waardering en afschrijving van vastgoed. Instellingen behaalden in 2011 net als het jaar daarvoor gemiddeld 1,6% rendement. Wel groeide het verschil tussen goed en slecht renderende instellingen. In 2011 maakten zeven instellingen verlies, tegenover drie in 2010. Het gemiddelde vermogen steeg van 16,7% naar 17,8%. De omzet steeg ondermeer als gevolg van indexatie van tarieven met 5%. De afschrijvingskosten op vastgoed namen met bijna een kwart toe. Bovendien werd totaal voor ruim 40 miljoen euro aan waardevermindering afgeboekt.

“Door reorganisaties en het stoppen met niet-vergoede behandelingen hebben veel instellingen de bezuinigingen weten op te vangen”, zegt Frans Stark, director in de gezondheidszorggroep van PwC. “Daarnaast zien we een verschuiving van zorg die in de AWBZ verzekerd is naar geneeskundige geestelijke gezondheidszorg die onder de Zorgverzekeringswet valt. En ten slotte stegen ook de inkomsten uit forensische zorgverlening.”

De komende jaren nemen de onzekerheden verder toe. Per saldo wordt volgend jaar 1,4 miljard euro bespaard op zorguitgaven. De geestelijke gezondheidszorg draagt hier ook aan bij. Wie bijvoorbeeld minder zorg nodig heeft, wordt eerder thuis verzorgd in plaats van in een ggz-instelling. Ook wordt de eigen bijdrage en het eigen risico omhoog geschroefd. In 2013 start het ‘scheiden van wonen en zorg’, waardoor veel cliënten alleen nog in ggz-instellingen terecht kunnen op basis van een huurcontract. Verder hangt de mogelijk beperking van het verzekerde pakket en een wijziging van de Basis GGZ boven de markt. De Basis GGZ moet voorkomen dat mensen met lichtere en niet-complexe psychische klachten relatief snel bij duurdere tweedelijns zorg terecht komt. De invoering van prestatiebekostiging gaat gepaard met afschaffing van de nacalculatie op kapitaallasten, waardoor dekking van kapitaallasten afhankelijk wordt van de bezettingsgraad. Tegelijkertijd komt die bezettingsgraad onder druk te staan door het saneren van de beddencapaciteit. Ten slotte beoogt men in 2015 een overgang van de jeugdpsychiatrie naar gemeenten en worden opbrengsten uit zorgverlening aan cliënten met een strafrechtelijke veroordeling onzekerder als gevolg van de invoering van prestatiebekostiging in de forensische zorg.

“Het is stilte voor de storm”, aldus Frans Stark. “De inkomstenstromen zijn de komende jaren onzeker, terwijl de vermogenspositie van veel instellingen, gelet op de toenemende risico’s, relatief mager is. Met name de forse bezuinigingen en de overgang naar prestatiebekostiging in 2013 zet veel druk op instellingen. Voor 2012 heeft de gewijzigde DBC-productstructuur nog geen invloed op het budget, maar de onderhandelingen met verzekeraars moeten voor 2013 zijn afgerond. Ik vrees dat het gebrek aan ervaring met de nieuwe productstructuur de sector in dat spel op achterstand zet.”

Daarentegen is het meerjarenakkoord dat minister Schippers onlangs met de sector sloot een goede ontwikkeling, zo vindt Frans Stark. Het akkoord moet een einde maken aan de voortdurende kostenstijgingen en zet in op meer eerstelijnszorg, vermindering van het aantal bedden, meer ambulante behandeling en meer internettoepassingen (ehealth) voor bijvoorbeeld verslavingszorg en suïcidepreventie. “Reeds vorig jaar hebben wij gepleit voor het handen ineenslaan van sector en ministerie. Het meerjarenakkoord is een goede basis voor een gefaseerde overgang naar een effectievere geestelijke gezondheidszorg tegen lagere kosten. Wel zijn er nog open eindjes. Veel hangt af van het overleg tussen instellingen en verzekeraars.”

Eén van de zaken die nog nadere invulling behoeft, betreft het vastgoeddossier. Landelijk zal veel klinische capaciteit (bedden) worden vervangen door ambulante behandelingen. Hierdoor ontstaat een onderbezetting of leegstand op klinieken, terwijl volgend jaar de dekking van de kapitaallasten afhankelijk wordt van de bezettingsgraad. Frans Stark: “De impact kan per instelling sterk uiteenlopen, vanwege landelijk forse verschillen in de gemiddelde duur van klinische behandelingen, de relatieve omvang van de klinische capaciteit en de mate van courantheid van het overtollige vastgoed.”

PwC pleitte vorig jaar tevens voor meer tempo in het ontwikkelen van een objectief effectmeetsysteem. Effectmeting aan begin en eind van een behandeling is maar beperkt van de grond gekomen. In aanzienlijk minder gevallen dan de beoogde 20% van de afgeronde behandelingen werd effectmeting toegepast. Voor het einde van dit jaar moet zelfs in 40% van alle behandelingen het effect worden gemeten. Frans Stark: “Verzekeraars verbinden financiële consequenties aan metingpercentages. Een groot risico is dat ze puur naar de statistiek van het aantal afgesproken metingen zullen kijken. De meerwaarde zit echter niet in het aantal metingen, maar in het inzicht in kwaliteit en effectiviteit van de behandeling en de benodigde inzet en kosten om een bepaald resultaat te kunnen bereiken.”

Plaats een reactie