Geestelijke ongezondheid vormt een groot deel van de totale ziektelast onder de volwassen Nederlandse bevolking. Wanneer iemand kampt met psychische problemen, dan heeft dat negatieve gevolgen niet alleen voor de persoon zelf, maar ook voor de maatschappij als geheel. Preventie of vroegtijdige behandeling van deze problemen is daarom zeer wenselijk. Gedetailleerde informatievoorziening over de prevalentie van geestelijke ongezondheid in de bevolking kan hierbij helpen.
Ook het CBS verzamelt informatie over geestelijke ongezondheid. Zij doet dit met behulp van de gezondheidsenquête die deel uitmaakt van het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). Sinds 2001 zijn in deze enquête vragen opgenomen waarmee de Mental Health Inventory 5 (MHI-5) kan worden berekend. Op basis van iemands MHI-5 score kan worden bepaald hoe het is gesteld met zijn/haar geestelijke gezondheid.
De MHI-5 wordt gemeten op een schaal van 0 tot 100. Hoe lager de score, hoe slechter de geestelijke gezondheid van de persoon. Het is echter niet zo dat iedereen die lager dan 100 scoort ook echt last heeft van psychische klachten. Om te kunnen bepalen welke mensen daadwerkelijk met geestelijke problemen kampen, moet er een grens (een afkappunt) vastgesteld worden. Iemand die lager dan die grens scoort, valt dan onder de categorie ‘ongezond’ en degenen die boven de grens scoren, zijn ‘gezond’.
Literatuuronderzoek wijst uit dat er (nog) geen formeel internationaal afkappunt voor de MHI-5 is gedefinieerd. Het CBS heeft er daarom voor gekozen om het enige andere Nederlandse onderzoek op dit gebied te volgen. Dit onderzoek, uitgevoerd door TNO, heeft geresulteerd in een afkappunt van 60. Dat wil zeggen dat iedereen met een MHI-5 score van boven de 60 geestelijk gezond is, en dat iedereen met een score van 60 of minder wordt geclassificeerd als ongezond.
Met de resultaten uit de gezondheidsenquête kan aan de hand van verschillende demografische, geografische, sociaaleconomische en leefstijlkenmerken een beeld worden geschetst van de spreiding van geestelijke ongezondheid onder de volwassen Nederlandse bevolking. Uit de resultaten komt naar voren dat er een aantal specifieke bevolkingsgroepen is waarbinnen de prevalentie van psychische klachten relatief hoog is. Het gaat hierbij om de volgende groepen: vrouwen, ouderen (75 jaar of ouder), laag opgeleiden, personen met een laag inkomen, niet-westerse allochtonen (met name Turken en Marokkanen), inwoners van zeer sterk verstedelijkte gebieden, alleenstaanden, arbeidsongeschikten en werklozen, lichamelijk ongezonden, personen die zeer weinig contacthebben met familie en/of vrienden, moslims, personen die nooit alcohol drinken en personen die elke dag roken.
De resultaten van de gezondheidsenquête zijn vergeleken met andere (inter)nationale studies naar geestelijke gezondheid. Gebleken is dat de resultaten van de gezondheidsenquête zowel wat betreft de totale prevalentie van geestelijke ongezondheid als qua verdeling over de bevolking, goed overeenkomen met de resultaten uit ander onderzoek. Dit toont aan dat MHI-5 data uit de gezondheidsenquête gebruikt kan worden voor nader (beleids)onderzoek naar geestelijke ongezondheid in Nederland.