Kinderen van 13 tot 16 jaar die via internet met anderen video games spelen hebben soms moeite om hun spelgedrag onder controle te houden. Zo’n 12.000 tieners blijken verslaafd te zijn. Ze hebben ook meer gevoelens van depressie en eenzaamheid. Tony van Rooij concludeert dit in zijn onderzoek dat hij uitvoerde onder begeleiding van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. Morgen promoveert hij op zijn onderzoek.
In zijn onderzoek toont Van Rooij, werkzaam bij het IVO in Rotterdam, aan dat 3% van de online gamers verslaafd is aan het via internet spelen van videogames met andere personen. Dit is 1,5% van alle Nederlandse jongeren van 13 tot en met 16 jaar. Omgerekend komt dit neer op zo’n 12.000 tieners. Ze kunnen er moeilijk mee stoppen, spelen meer dan ze van plan waren, slapen te weinig door het gamen, denken dat ze eigenlijk minder zouden moeten gamen en hun huiswerk lijdt eronder. Van alle activiteiten op het internet blijkt online gamen het meest verslavend te zijn. Van Rooij verwacht dan ook dat de groep gameverslaafden zal toenemen. Videogames en digitale technologie raken immers steeds meer in onze levens verweven.
Verslaving aan videogames is gerelateerd aan diverse negatieve verschijnselen. Belangrijke voorbeelden daarvan zijn gevoelens van depressie, eenzaamheid, angst om zich in een sociale omgeving te begeven en een negatiever zelfbeeld. Verslavingszorginstellingen krijgen de laatste jaren met enige regelmaat te maken met gameverslaafde jongeren. Ook preventiemedewerkers op scholen krijgen steeds meer vragen van ouders over hoe om te gaan met gameverslaving. Online gamers die goede vriendschappen hebben, zowel online als in het echt, lijken iets minder last te hebben van de negatieve gevoelens. Dit geldt zelfs voor ernstig gameverslaafden.
Van Rooij roept iedereen die een rol kan spelen in het voorkómen van online gameverslaving op om zijn verantwoordelijkheid daarin te nemen. “Met de opgedane kennis kunnen producenten van online videogames bijvoorbeeld hun klanten beter ondersteunen. Naar aanleiding van deze resultaten zouden ook ouders het spelgedrag van hun kinderen in de gaten moeten houden en zich meer verdiepen in wat online gamen inhoudt. Tieners zouden zelf beter kunnen bijhouden hoeveel tijd ze aan het gamen besteden. Daarnaast kunnen zorgverleners, onderzoekers en beleidsmakers deze informatie gebruiken om maatregelen te nemen ter preventie en behandeling, of om noodzakelijk aanvullend onderzoek uit te voeren.”
Volgens Van Rooij denken therapeuten overigens dat gameverslaving goed te behandelen zou moeten zijn met bestaande therapieën voor de behandeling van verslavingen.