In 2012 komen de zorguitgaven per gemiddelde Nederlander uit op ongeveer 5600 euro. In 2000 was dat de helft. Die explosieve stijging komt niet door de vergrijzing; die verklaart maar 15% van de kostentoename.
Het komt ook niet omdat we ongezonder leven; de gezondheid neemt juist toe. De belangrijkste oorzaak ligt volgens NYFER in het ontbreken van prikkels om zorgeuro’s doelmatig te besteden. Dat blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Integrale zorg in de buurt’.
Aanbieders van zorg hebben weinig belang bij doelmatigheid. Hun inkomsten hangen af van de zorg die zij leveren (productie), niet van de bijdrage aan gezondheid of kwaliteit van leven. Hierdoor blijven investeringen in preventie, verbetering van de leefstijl en ondersteuning van mensen om zelf hun gezondheid te managen, achter; de focus ligt op omzet en verrichtingen. Doelmatigheid moet, naast kwaliteit en toegankelijkheid, een grotere rol gaan spelen in de organisatie van de zorg, aldus NYFER. En dat kan door financiële prikkels daar sterker op te richten.
Chronische ziekten, zoals astma, diabetes, depressie, hartproblemen en angststoornissen, komen steeds vaker voor. Van de ouderen (65-plus) heeft meer dan de helft een chronische aandoening, en vaak meer dan één. Maar ook onder 40-50-jarigen komen veel langdurige aandoeningen voor. Dat vraagt een heel ander soort zorg, niet gericht op verrichtingen en genezing, maar op blijvende maatschappelijke en arbeidsparticipatie en kwaliteit van leven. Die zorg moet laagdrempelig en dichtbij worden aangeboden en beter worden georganiseerd, zoals door minister Schippers bepleit. Goede samenwerking tussen huisarts,wijkverpleging, ziekenhuis, thuiszorg, apotheker, ggz, paramedici en maatschappelijke zorg is een must. Maar die samenwerking komt niet van de grond als alle aanbieders vooral op hun eigen budget, hun eigen domein en hun eigen omzet gefocussed blijven.
Financiële prikkels helpen om betere zorg te organiseren. Dat blijkt uit de initiatieven van ondernemende zorggroepen en gezondheidscentra om samenhangende zorgprogramma’s voor chronische aandoeningen te ontwikkelen op basis van ‘integrale bekostiging’. Dat heeft geleid tot betere samenwerking en kwaliteitsimpulsen in de organisatie van deze zorg.
Inmiddels blijkt echter dat de extra kosten van deze integrale zorg bij lange na niet worden gecompenseerd door lagere declaraties voor dezelfde chronische patiënt door de huisarts, het ziekenhuis (specialist) of voor medicijnen. Als taakverschuivingen in het kader van integrale zorg niet gepaard gaan met verschuivingen in de bekostiging, dreigen innovatieve ontwikkelingen te stranden.
Een doelmatige inzet van zorggelden is niet met financiële incentives alleen te verwezenlijken. Daarvoor is ook de kennis en inhoudelijke betrokkenheid van zorgprofessionals nodig. Met name in de thuiszorg is gebleken dat het steeds verder opknippen van de zorg in declareerbare ‘producten’ en handelingen niet werkt. Als reactie daarop is de bijna verdwenen ‘wijkverpleegkundige’ aan een opmerkelijke comeback bezig: zij kan zowel verpleegkundige, medisch-technische, psychosociale, palliatieve als terminale zorg verlenen en mensen ondersteunen in het leren omgaan met hun beperking. Ook kan zij organisatorische taken vervullen, zoals het organiseren en begeleiden van de (mantel)zorg.
Dit voorbeeld illustreert dat een beroep op de professionele autonomie en vakbekwaamheid niet alleen tot een betere dienstverlening, meer tevredenheid bij cliënten en arbeidsvreugde bij professionals leidt, maar ook tot grotere doelmatigheid. Er is een wereld te winnen door professionals meer invloed te geven op lokale zorgprocessen en hen verantwoordelijk te maken (en te belonen) voor resultaten in plaats van verrichtingen.
De financiële situatie noodzaakt tot beperkingen aan de groei van de zorguitgaven. Dat hoeft niet te leiden tot verschraling van de zorg of vermindering van de toegankelijkheid als zorgeuro’s doelmatiger worden ingezet. Daarvoor moeten de organisatie en financiële prikkels in de zorg sterker worden gericht op gezondheidsresultaat en kwaliteit van leven.