Vaak wordt gedacht dat het vooral de ouderen zijn die zorgen voor de grote toename van de drukte op de spoedeisende eerste hulp (SEH’s) van de laatste jaren. Het aantal ouderen (70+) dat de SEH bezoekt is de afgelopen jaren weliswaar toegenomen, maar die stijging is niet groot genoeg om de toegenomen drukte op de SEH’s te verklaren.
Onderzoek
Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel en Amsterdam umc. Het onderzoek is gebaseerd op longitudinale zorgdeclaratie data over bezoeken aan de spoedeisende eerste hulp (SEH) door ouderen (70+) over de periode 2016 tot 2019.
Dit onderzoek laat ook zien dat het aantal ouderen dat de SEH bezoek groeit, maar dat dit aantal meegroeit met het aantal ouderen in de Nederlandse populatie. Ook blijkt dat maar een beperkt aandeel van de ouderen (9%) na een SEH bezoek worden opgenomen in het ziekenhuis.
Verwachtingen
Tegen de verwachting in laat het absolute aantal ouderen dat de SEH bezoekt maar een kleine stijging zien in de periode van 2016 – 2019. In 2016 waren er in totaal 696.005 SEH-bezoeken van ouderen van 70+. In 2019 waren dit 730.358 SEH-bezoeken. Het gaat om een verschil van circa 34.000 bezoeken, oftewel een stijging van 20 naar 23 bezoeken door ouderen per SEH per dag. En dat is maar een beperkte stijging.
Als de aantallen ouderen niet de verklaring zijn voor de drukte op de SEH’s, dan is het goed om andere mogelijke verklaringen nader te onderzoeken. Denk hierbij aan onderzoek naar veranderingen in de complexiteit van de problematiek die ouderen presenteren waardoor er meer tijd per bezoek nodig is, de ontwikkeling van het zorgaanbod, en de doorstroom van ouderen na diagnose en eerste behandeling.
Bronnen
Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van landelijke declaratiedata van Vektis over de jaren 2016-2019. De data zijn afkomstig van circa 94 SEH’s in 2016 en 87 SEH’s in 2019 in Nederland. Er is onderscheid gemaakt in het totaal aantal SEH bezoeken door ouderen, het aantal ouderen dat via de SEH wordt opgenomen, en het aantal patiënten dat zonder opname weer weg gaat.
Meer informatie
Meer informatie over het onderzoek is te verkrijgen via Prabath Nanayakkara en Bo Schouten.