Delinquentie neemt af door het hebben van werk

Het hebben van werk, ongeacht het soort werk, leidt bij justitieel behandelde jongens in de leeftijd van 12 tot 32 jaar tot een afname in delinquentie. Het effect van regulier werk is bovendien sterker dan het effect van uitzendwerk. Dit komt overeen met het idee dat de kwaliteit van werk en doorgroeikansen van belang zijn in het effect op criminaliteit.

Hoewel de meeste mannen wel een baan vinden is slechts een klein deel in staat om het werk ook vast te houden. Dit komt enerzijds door belemmeringen die zijn veroorzaakt door veroordelingen en detentie. Aan de andere kant lijkt deze bevinding er op te wijzen dat interventies voor deze mannen niet alleen zouden moeten inzetten op het vinden van werk, maar ook op het behouden van werk. Dit blijkt uit het onderzoek van Victor van der Geest waarop hij 18 mei 2011 promoveert aan de faculteit der Rechtsgeleerdheid.

Een deel van de verklaring voor de verschillende ontwikkelingspaden van de delinquenten vond Van der Geest in persoons- en achtergrondkenmerken. Het blijft echter lastig om op basis van in een vroeg stadium gemeten kenmerken te voorspellen hoe jongeren zich later ontwikkelen. Veranderingen op verschillende levensdomeinen, zoals het vinden van werk, spelen een belangrijke rol.

Van der Geest onderzocht een groep van 270 jongens in de leeftijd van 12 tot 32 jaar, die begin jaren negentig werden behandeld in een justitiële jeugdinrichting. Hoewel een groot deel van deze jongens opnieuw in contact komt met justitie is er zelfs bij hoogfrequente daders een duidelijke afname in delinquentie rond 30-jarige leeftijd. Van der Geest onderzocht de ontwikkelingspaden van delinquent gedrag om een beter beeld te krijgen van het verloop van delinquentie: wie stoppen er uiteindelijk, wie gaan juist door en welke factoren spelen daarbij een rol?

Nederlandse samenvatting van het proefschrift: Delinquentie en werk bij hoogrisico jongens gevolgd tot 32 jaar.

Plaats een reactie