Binnen de huisartsenpraktijk neemt de praktijkondersteuner steeds meer van de zorg voor chronisch zieken over van de huisarts. Terwijl het totaal aantal contacten met de praktijk gelijk blijft, zeggen mensen met bijvoorbeeld diabetes, COPD of hart- en vaatziekten steeds vaker contact te hebben met de praktijkondersteuner in plaats van met de huisarts.
In de zorg voor chronisch zieken neemt de praktijkondersteuner (POH) inmiddels een substantieel deel van de zorg op zich. De huisarts blijft de belangrijkste zorgverlener, maar veel contacten kan de praktijkondersteuner inmiddels alleen af, zo blijkt uit onderzoek binnen het Panel Chronisch zieken en Gehandicapten (NPGC) van het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Terwijl het totaal aantal contacten met de praktijk stabiel bleef, melden de mensen met een chronische ziekte dat het aantal contacten met een praktijkondersteuner steeg van 2% in 2003 naar 39% in 2008. Het aandeel in de zorg van de huisarts nam daardoor af van 92% in 2003 tot 69% in 2008. Met name in de zorg voor mensen met diabetes, COPD en in de zorg voor ouderen en mensen met comorbiditeit heeft de praktijkondersteuner een deel van de zorg van de huisarts overgenomen.
NIVEL-onderzoeker Monique Heijmans: “Veel nadruk in de zorg voor chronisch zieken ligt tegenwoordig op het ondersteunen van het zelfmanagement. Praktijkondersteuners hebben veel kennis van specifieke aandoeningen zoals diabetes of COPD en relatief meer tijd voor begeleiding waardoor zij een belangrijke rol kunnen spelen in de ondersteuning van patiënten bij de dagelijkse omgang met hun ziekte.”
Extra ondersteuning
Als extra ondersteuning zeggen mensen met chronische ziekten vooral behoefte te hebben aan extra hulp bij het omgaan met de consequenties van hun ziekte. Hiervoor zou 30% wel extra hulp kunnen gebruiken. Bij bijvoorbeeld leefstijlveranderingen vanwege de ziekte is dit 22%. De behoefte aan extra ondersteuning bij het omgaan met medische aspecten is met 16% veel minder; blijkbaar is de begeleiding hier adequaat. Monique Heijmans: “Het lijkt erop dat de ondersteuning bij het omgaan met de langetermijngevolgen van ziekte een minder vanzelfsprekend onderdeel is van de reguliere behandeling van chronische aandoeningen. Wellicht dat ook hier praktijkondersteuner en gespecialiseerd verpleegkundige nog een rol kunnen spelen.”