Subtiele verschillen in de hersenen van transseksuele adolescenten suggereren een biologische basis voor genderdysforie. Dat blijkt uit een studie die onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en VUmc zaterdag 20 september 2014 presenteerden op het jaarcongres van de European Society for Paediatric Endocrinology. Deze kennis kan transseksuelen helpen om de benodigde erkenning en behandeling te verkrijgen.
Hersenstructuur- en functie
Transseksualiteit, ook wel bekend als genderdysfyorie, houdt in dat mensen zich vereenzelvigen met de andere sekse. In het verleden werd de aandoening als een psychisch probleem beschouwd, maar inmiddels is transseksualiteit een erkende medische aandoening. Eerdere onderzoeken toonden al aan dat sommige hersengebieden bij mannen en vrouwen verschillen in structuur en functie. Prof. Henriette Delemarre-van de Waal en haar collega’s van het LUMC en het VUmc in Amsterdam onderzochten of die geslachtsgebonden verschillen bij adolescenten met genderdysforie anders liggen.
Biologische basis
De onderzoekers vergeleken daartoe hersenscans van 91 genderdysfore adolescenten met scans van controle-adolescenten. Ook maakten ze hersenscans waarbij ze de hersenfunctie van de adolescenten konden bepalen terwijl zij taken uitvoerden. De breinstructuur- en functies bleken bij de transseksuele adolescenten af te wijken van die van hun biologische sekse. De structuur en functies van specifieke gebieden van hun brein bevonden zich tussen die van mannen en vrouwen in. Sebastian Schagen (LUMC), die op het onderzoek promoveert, benadrukte het belang van deze studie. “Het vaststellen van een biologische basis voor genderdysforie kan transseksuele mensen helpen om de erkenning, steun en eventueel ook behandeling te verkrijgen die ze nodig hebben.”
Genderdysforie
Een onderzoek uit 2012 toonde aan dat 1% van de 10.000 individuen die onderzocht werden tot op zekere hoogte genderdysfoor was. Hoewel de aandoening zeldzaam is, krijgen steeds meer Europeanen de diagnose genderdysforie, waarschijnlijk doordat het bewustzijn onder de bevolking is toegenomen. Helaas krijgen veel transseksuelen nog steeds te maken met grote vooroordelen en onbegrip. “Misschien kunnen hersenscans in de toekomst worden ingezet om de diagnose op jonge leeftijd te vereenvoudigen”, hoopt Schagen. “Ook zouden ze inzicht kunnen geven in de effecten van behandeling met puberteitsremmers en geslachtshormonen van de andere sekse.”
Vroege behandeling
De overgang naar een ander geslacht verloopt veel gemakkelijker wanneer genderdysforie al voor de puberteit is vastgesteld. “Als transseksueel voel je je al in het verkeerde lichaam”, zei prof. Henriette Delemarre-van de Waal. “Wanneer je vervolgens tijdens de puberteit geconfronteerd wordt met je geslachtskenmerken, kan dat tot ernstige angsten en depressies leiden.”
Prof. Delemarre-van de Waal overleed in februari 2014. Zij heeft de afronding van deze studie, die zij zelf initieerde, helaas niet meer kunnen meemaken.