Kinderen met astma kunnen beter geholpen worden door een DNA-onderzoek en een ademanalyse aan het begin van hun behandeling. Deze testen helpen te voorspellen hoe een kind zal reageren op astmamedicatie.
Dit blijkt uit onderzoek waarop Susanne Vijverberg woensdag 9 april 2014 promoveert aan de Universiteit Utrecht. Astma komt voor bij 6 op de 100 kinderen en 10 procent hiervan houdt ondanks medicatie ernstige klachten.
Susanne Vijverberg bracht de klachten van kinderen en uitkomsten van medisch onderzoek in verband met DNA-analyses en analyses van de door hen uitgeademde lucht. Kinderen die ondanks het gebruik van astmamedicijnen last blijven houden van ernstige astma-aanvallen, blijken vaker specifieke variaties in hun DNA te hebben. Ook is de uitgeademde lucht van kinderen die veel klachten blijven houden anders qua samenstelling.
Onder- en overbehandeling voorkomen
“Onze resultaten laten zien dat het mogelijk is al in een vroeg stadium te bepalen welke astmapatiëntjes ondanks medicatie een groter risico hebben op ernstige klachten. Hierdoor kunnen de kinderen in de toekomst sneller de juiste behandeling krijgen en worden ze niet onnodig behandeld met medicijnen waar ze slecht op reageren”, aldus Vijverberg. Voor de benodigde testen worden alleen uitgeademde lucht en DNA uit speeksel gebruikt, zodat ze voor de kinderen nauwelijks belastend zijn.
Kinderstudies zeldzaam
Bij astma reageren de longen heftig op prikkels. Uit onderzoek wordt steeds duidelijker dat er verschillende typen astma zijn. Daarnaast kan genetische variatie een rol spelen bij de reactie op medicatie. Zo blijkt ook uit dit onderzoek dat sommige astmapatiëntjes een genetische variatie hebben waardoor het geneesmiddel minder effectief is in hun lichaam. “Als je dit al direct bij de diagnose kunt vaststellen, blijft het kind een zinloze behandeling bespaard”, aldus Vijverberg.
Verder spelen bij het verloop van de ziekte zowel aanleg als leefomstandigheden, bijvoorbeeld wel of niet roken of langdurig medicatiegebruik, een rol. De invloed van deze leefomstandigheden is bij kinderen nog beperkt. Onderzoek bij volwassen kan dan ook niet zomaar vertaald worden naar kinderen. Kinderstudies zijn echter tamelijk zeldzaam, omdat de regelgeving daarvoor erg streng is.
Verrassend veelbelovend
Vijverberg maakte voor haar promotieonderzoek onder meer gebruik van een studie onder 1000 astmapatiëntjes die haar begeleiders hebben opgezet in samenwerking met 100 apotheken en het UMC Utrecht. Doel is een aantal jaren de klachten en het medicijngebruik van de kinderen te volgen. Bij een kleine groep van deze kinderen, met veel of juist weinig klachten, deed Vijverberg onderzoek naar hun DNA en de door hen uitgeademde lucht. Daarnaast maakte zij gebruik van twee studies in Schotland en één in de Verenigde Staten, waarvoor ook DNA van astmatische kinderen was verzameld.
De promovenda en haar (co-)promotoren werken momenteel hard aan aanvragen voor vervolgonderzoeken onder grotere groepen kinderen. “Dat we met relatief eenvoudige tests kinderen kunnen helpen is verrassend en veelbelovend. Voor toepassing in de medische praktijk is echter vervolgonderzoek noodzakelijk. Ik hoop dan ook dat we snel verder kunnen”, aldus co-promotor dr. Anke-Hilse Maitland-van der Zee.
Promotie
Susanne Vijverberg promoveert op woensdag 9 april 2014 in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht op het proefschrift ‘Treatment response in childhood asthma. An interplay of genes and inflammatory signals’. Promotoren zijn prof.dr. Jan Raaijmakers en prof.dr. Leo. Koenderman, copromotor is dr. Anke-Hilse Maitland-van der Zee.
Dit onderzoek is onder meer gefinancierd door een strategische Utrecht Institute for Pharmaceutical Sciences (UIPS) – GlaxoSmithKline (GSK) alliantie.
Betere behandeling mogelijk voor astmapatiëntjes – http://t.co/5WHQnrSTCC
— Gezondheidskrant (@Gezondheidskrnt) 7 april 2014