Van koppels die verminderd vruchtbaar zijn, wordt na verloop van tijd 72 procent zwanger. Bijna de helft van deze zwangerschappen ontstaat spontaan, dus zonder vruchtbaarheidsbehandeling. Dit blijkt uit onderzoek onder bijna 2500 Nederlandse paren, die met een vruchtbaarheidsprobleem naar een ziekenhuis verwezen waren. De studie is uitgevoerd door Monique Brandes, in het kader van haar promotie (UMC St Radboud, 24 februari).
Een systematisch onderzoek naar hoe het paren met een vruchtbaarheidsprobleem vergaat in hun pogingen om een kind te krijgen, is sinds de introductie van IVF in 1978 nog niet verricht. Van een vruchtbaarheidsprobleem is sprake, als een jaar lang onbeschermde geslachtsgemeenschap niet tot een zwangerschap heeft geleid. Gynaecoloog in opleiding Monique Brandes heeft een dergelijke observationele studie nu voor het eerst uitgevoerd.
Ze verzamelde gegevens van bijna 2500 paren, die in de jaren 2002 tot en met 2006 vanwege een vruchtbaarheidsprobleem verwezen waren naar het Jeroen Bosch Ziekenhuis (Den Bosch), het Sint Elizabethziekenhuis (Tilburg) of het UMC St Radboud (Nijmegen). Het onderzoek leverde enkele opmerkelijke resultaten op.
Zo blijkt uit de ziekenhuisdata èn uit navraag bij betrokkenen, dat maar liefst 72 procent van deze 2500 stellen zwanger was geworden. Van de zwangerschappen was ruim de helft het gevolg van een vruchtbaarheidsbehandeling, waaronder IVF en ICSI; de overige zwangerschappen ontstonden spontaan. Artsen houden hier al rekening mee door vooral jonge mensen met een onbegrepen vruchtbaarheidsprobleem te adviseren een vruchtbaarheidsbehandeling nog even uit te stellen.
De IVF/ICSI behandeling leidde bij zestig procent van de behandelde paren tot een zwangerschap. Vooral paren, bij wie sprake was van verminderde vruchtbaarheid als gevolg van eileiderproblematiek, endometriose of slecht zaad hebben baat bij IVF/ICSI. Bij een ovulatiestoornis of bij een onbekende vruchtbaarheidsstoornis voegt IVF weinig toe; deze stellen hebben, afhankelijk van de leeftijd van de vrouw, ook zonder IVF een goede prognose.
De helft van alle koppels die stoppen met een vruchtbaarheidsbehandeling doet dit nog voor de behandeling daadwerkelijk begonnen is. Dat wil zeggen: zij stoppen zodra onderzoek heeft uitgewezen wat de oorzaak van hun onvruchtbaarheid is. Het merendeel van de paren die niet zwanger zijn geworden, is vroegtijdig op eigen initiatief met de behandeling gestopt.
De belangrijkste redenen om te stoppen zijn de emotionele belasting die de behandeling met zich meebrengt en een slechte prognose van het stel in kwestie. Een reden kan ook zijn dat een stel gewoon geen behandeling wil.