Op 29 juni 2012 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State een advies uitgebracht over een wetsvoorstel houdende regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming). De regering heeft het wetsvoorstel op 22 augustus 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.
Effecten van vereenvoudiging
De Afdeling advisering onderschrijft de wens om de verschillende natuurbeschermingswetten te vereenvoudigen en te integreren, maar plaatst kritische kanttekeningen bij de uitgangspunten die bij de totstandkoming van het wetsvoorstel zijn gehanteerd. Daarbij is van belang dat de natuurbescherming in de afgelopen decennia niet zodanig effectief is gebleken dat de natuur in Nederland momenteel in een gunstige staat verkeert en de instandhouding van soorten en habitats is verzekerd. Ook als het beleid niet verandert, is een verdere achteruitgang moeilijk te voorkomen en is het de vraag of Nederland in de toekomst aan de internationale en Europese doelstellingen zal voldoen. In dit licht wordt de vraag naar de effecten van de voorgestelde versobering van de wetgeving belangrijker.
Niet meer dan Europa voorschrijft
De Afdeling advisering meent ten eerste dat de keuze om in beginsel niet méér bescherming voor natuurgebieden en dier- en plantensoorten te realiseren dan het minimum dat Europese richtlijnen voorschrijven, meer nadrukkelijk als afzonderlijke beleidskeuze moet worden gemotiveerd. Daarbij moet ook worden ingegaan op de vraag in hoeverre maatregelen op het terrein van de ruimtelijke ordening een gelijkwaardige mate van bescherming kunnen realiseren voor die gebieden waarvoor als gevolg van het voorstel geen bescherming meer bestaat.
Bevoegdheidsverdeling
De Afdeling advisering stelt ook aan de orde of de bevoegdheidsverdeling die uit het wetsvoorstel volgt, leidt tot een efficiënte en effectieve uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid. Zij onderschrijft het uitgangspunt van het wetsvoorstel om de taken en bevoegdheden op het terrein van natuurbescherming bij één bestuurslaag, de provincie, te concentreren. Niettemin zijn bij de uitvoering en de handhaving van de wet drie bestuurslagen betrokken, waarvan onvoldoende duidelijk is of deze allemaal voldoende voor hun taak zijn toegerust. Daarbij wijst de Afdeling advisering nadrukkelijk op de rol van gemeenten, die in de toelichting bij het wetsvoorstel niet wordt belicht. Ook is het de vraag of de verschillende bestuurslagen samen tot de noodzakelijke afstemming van de uitvoering en de handhaving kunnen komen.
Gevolgen voor de handhaving
Tevens is het de vraag of de voorgestelde vermindering van vergunningen en ontheffingen en de voorgestelde vermindering van regels ten gunste van zogenoemde zorgplichten wenselijk zijn. De focus in het wetsvoorstel op het verminderen van regeldruk lijkt ten koste te kunnen gaan van de naleving en handhaving van de wettelijke voorschriften. Vermindering van vergunningen en ontheffingen of een bredere toepassing van zorgplichten is alleen verstandig als het toezicht op de naleving van wettelijke regels en de handhaving daarvan in voldoende mate kunnen worden gegarandeerd. De toelichting bij het wetsvoorstel geeft hierover weinig informatie. Ook wordt niet ingegaan op de te verwachten toename van de toezichts- en handhavingskosten.
Europeesrechtelijke aspecten
In de beoordeling van de wijze van implementatie van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn wijst de Afdeling advisering op verschillende aspecten die het voorstel uit Europeesrechtelijk oogpunt kwetsbaar maken. Tot slot vraagt zij aandacht voor diverse juridische en wetstechnische aspecten van het wetsvoorstel.