Tussen 2001 en 2011 is het aantal melkkoeien in de wei fors afgenomen. In 2001 liep nog 90 procent van de melkkoeien in de wei tegen 70 procent in 2011. Dit blijkt uit voorlopige uitkomsten van de Landbouwtelling 2012.
Minder weidegang op grote bedrijven
De keuze voor het opstallen van de melkkoeien hangt sterk samen met de omvang van het bedrijf. Meer melkkoeien op het bedrijf leidt vaker tot het altijd op stal houden van de koeien. Op bedrijven met 160 melkkoeien of meer, komt nog 42 procent van de melkkoeien in de wei. Dit is bij de melkveehouders met minder dan 40 melkkoeien nog ruim 93 procent.
Grote regionale verschillen
In de weidegebieden met veel grasland lopen de koeien vaker buiten dan in de akkerbouwgebieden in Groningen, Flevoland en Zeeland. Zo is er in het noordwesten van Nederland (de weidegebieden in het westelijk deel van Utrecht en in Noord- en Zuid-Holland) weidegang voor minstens 85 procent van de melkkoeien.
In het westelijke deel van Gelderland en het oostelijke deel van Utrecht komt tussen 75 en 85 procent van de melkkoeien in de wei. In de grote weidegebieden in het oosten en noorden van Nederland komt 65 tot 75 procent van de melkkoeien in de wei.
In de IJsselmeerpolders komen naar verhouding de minste melkkoeien buiten. In dit gebied worden echter maar 2 procent van alle melkkoeien gehouden. Daarnaast lopen in gebieden met naar verhouding veel intensieve veehouderij, zoals in Brabant, de koeien beduidend minder vaak in de wei.
Auteur: André Meurink