22.000 handwortelbreuken per jaar

Het botje onderaan de duim breekt vaak, maar dat is lastig vast te stellen. Verkeerde behandeling van een breuk in het ‘scafoïd’ kan leiden tot tal van problemen. Geert Buijze, arts-assistent in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk, heeft met een innovatieve beeldtechniek het polsbotje exact driedimensionaal in kaart gebracht. Dat leidt tot nieuwe inzichten in de diagnostiek en behandeling. Op vrijdag 29 juni 2012 promoveert hij erop.

Scafoïd, handwortelbreuk, illustratie

Jaarlijks vermoeden artsen in Nederland zo’n 22.000 keer een breuk in het scafoïd, het handwortelbeentje helemaal onderaan de duim. Het is de handwortelbreuk die het meeste voorkomt. Vaak gebeurt dit bij een val, in een poging de val te breken door de handen uit te steken.

Complexe samenhang
Het lastige van deze fractuur is dat het vaak niet te zien is op röntgenfoto’s. Maar verwaarlozing van de breuk kan leiden tot pseudo-artrose; het gewricht groeit dan niet meer goed vast.
Het gewricht zit complex in elkaar en hangt op tal van manieren met omringende gewrichten, spieren en aderen samen. Om de breuk goed te kunnen behandelen is het van belang precies te weten hoe het polsbotje in elkaar steekt. Buijze heeft dat nu met zijn techniek nauwkeurig en driedimensionaal in beeld gebracht. (zie illustratie).

Duimvrij gips
Uit het uitgebreide onderzoek van Buijze blijkt daarnaast dat een CT scan het meest geschikt is om de precieze stand en stabiliteit van de breuk te onderzoeken. Fracturen met een slechte stand moeten worden geopereerd, omdat het risico op pseudo-artrose anders zeer groot is. Breuken met een goede stand kunnen bijvoorbeeld worden behandeld met gips. Uit het onderzoek blijkt dat het beter is om de duim niet in te gipsen. Een behandeling met ‘duimvrij onderarmgips’ is comfortabeler en geeft minimaal risico op pseudoartrose.

Plaats een reactie