Soms zet één persoon de hele sportwereld op zijn kop. Zo ook sprinter Usain Bolt. Lange tijd was het archetype hardloper kort en breedgeschouderd, totdat de 1,96 meter lange Bolt in 2009 alle records verbrak. ‘Zijn lengte blijkt juist een voordeel te zijn. Heel veel sneller dan Usain Bolt zal de mens niet kunnen lopen’, stelt Bert Otten, hoogleraar Neuromechanica en Prothesiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ook niet in de toekomst. ‘We zitten inmiddels erg dicht tegen de ingebouwde grenzen van de mens aan.’
De curve van records op de 100 meter sprint is een geleidelijk dalende kromme lijn. Een lijn waarin de tijd die Bolt neerzette (9.58 seconden) eigenlijk pas te verwachten viel in 2068. De prestatie van Bolt is dus erg opvallend, stelt Otten.
Trage starter
Opvallend aan Bolt is dat hij aan de start langzamer is dan zijn concurrenten. ‘Het duurt even voor hij echt op snelheid is. Als je naar hem kijkt, zie je direct wat er aan de hand is’, aldus Otten. ‘ De gemiddelde onderbeen/bovenbeen-verhouding is 103 procent. Bij Usain Bolt is die verhouding 112 procent. Zijn onderbenen zijn veel langer dan verwacht mag worden op basis van zijn bovenbeenlengte; zijn onderbenen zijn wel zes centimeter langer dan normaal. Daarbij is zijn kuitspier in verhouding vrij klein en zit de spier erg hoog, net als bij een paard.’
Lage stapfrequentie
Bij elke stap komt een voet even tot stilstand. Vanuit die stilstand moet deze weer zo snel mogelijk naar voren. In het geval van Bolt met een snelheid van bijna zeventig kilometer per uur. ‘Dan is het gunstig dat er weinig massa bij de voet zit. En dat de stapfrequentie laag is, zoals bij Bolt het geval is. Het geeft hem meer tijd om zijn kracht te gebruiken.’
Lengte als voordeel
Tot voor kort werden lange mensen die de sprinttop wilden halen ontmoedigd. De prestaties van Bolt laten zien dat lengte juist wel voordelig is. In de juiste verhoudingen, tenminste. Otten: ‘Ik ben bang dat mensen met korte onderbenen in de sprint per definitie losers zijn. Ze kunnen trainen wat ze willen, maar dat zal alleen een extraatje zijn. Het record van Bolt zullen ze niet verbreken.’
Supersportman
Bij hardlopen heb je te maken met een aantal beperkende factoren: zwaartekracht, spierkracht, spiersnelheid, lichaamsbouw en het contact met de ondergrond. Wat betreft lichaamsbouw, spiersamenstelling en trainingsregime zit Bolt al heel dicht bij het maximale, meent Otten. ‘Qua toewijding is hij een supersportman. Een dedicated monster. Daarbij zit hij nog in de bloei van zijn sprintleven. Ik verwacht niet dat hij 9.40 zal lopen, maar ik denk wel dat hij nog vlak boven de 9.50 komt.’
Maximale snelheid
‘We zitten inmiddels erg dicht tegen de ingebouwde grenzen van de mens aan, al zal het record ongetwijfeld nog wat doorkruipen’, zegt Otten. ‘Bovendien worden we beter in tijdwaarneming. We zorgen er wel voor dat het in de toekomst spannend blijft. Al gaan toekomstige records om honderdsten van seconden, er blijft altijd wat te winnen. Het zal alleen met kleinere sprongetjes worden verbeterd.’
In theorie zouden ook aanpassingen aan de ondergrond kunnen leiden tot nieuwe records. ‘Door de stijfheid en demping van de ondergrond af te stemmen op basis van de individuele verhouding tussen lichaamslengte en massa. En we zouden sporters kunnen aanleren te lopen met bladveren onder hun voeten’, aldus Otten. ‘Maar dat zou zonde zijn. De elegantie van de sport is juist de eenvoud. Het is een van de weinige sporten waarbij je sporters ‘kaal’ kunt vergelijken.’
Curriculum vitae
Prof. dr. Bert Otten (Den Haag, 1954) studeerde biologie en promoveerde in 1982 aan de Rijksuniversiteit Leiden. In dat jaar trad hij in dienst bij de Vrije Universiteit Amsterdam, waar hij onderzoek verrichtte aan de functionele morfologie van de menselijke rug. Sinds 1984 is Otten verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tot 2001 werkte hij bij de disciplinegroep Medische Fysiologie. Daarna werd hij universitair hoofddocent bij het instituut voor bewegingswetenschappen van de RUG. Sinds 2005 is hij bijzonder hoogleraar Neuromechanica en Prothesiologie.